Ecuador en de Galapagos-eilanden
Machiel brengt me weg naar Schiphol. Onderweg merken we al dat het afscheid zwaar zal worden. Op...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Galápagos Eilanden
(Ecuador)
Periode: februari 2016
Vervoer: vliegtuig, boot
Accommodatie: hotel
Op het vliegveld wordt onze grote backpack gescand en geseald. Zo'n kleine 1.000 kilometer vanuit de kust van Ecuador herhaalt zich dezelfde procedure met onze handbagage nadat er tijdens de vlucht al met een spuitbus overheen was gespoten. Een bliepje herinnert mij eraan dat ik een appel heb meegesmokkeld maar tot mijn verbazing mag ik hem houden.
Honderden formulieren, dollars en beloften van onschuld verder staan we dan eindelijk op de beruchte Galapagos eilanden. Het publiek hier is zoals bij de Kift, veelzijdig en van alle leeftijden. Op de kade bij de ferry lag er een halfnatte zeehond onder de tafel alsof het een huiskat was maar zijn achteloze drol, een meter verder, verried hem echter.
Na twee dagen veel geshopt te hebben bij de vele boekingsbureaus, hebben we een first class last minute gevonden. We gaan zes dagen en vijf nachten verblijven op een grote catamaran. We deelden de boot met 14 uiteenlopende mensen die stuk voor stuk vriendelijk, geïnteresseerd en zorgzaam waren. Het soort volk wat je overal hoopt tegen te komen maar zelden doet op random plekken. Gelukkig blijkt de Galapagos geen random plek te zijn. Met zijn allen waren we wel bestand tegen Manuél, onze gids from hell. Toen hij zich voorstelde en zijn introductie en instructiepraatje hield, sprak hij tegen ons alsof we kinderen waren. Domme kinderen welteverstaan. We hadden ondertussen al een leuk contact met een Engels stel, Hannah en Tino, en we evalueerden de slechte binnenkomer van de gids. We gaven hem het voordeel van de twijfel en besloten dat hij vanaf nu zijn mooie kanten aan ons zou laten zien.
Die eerste dag leek het erop alsof de groep zich moest onderverdelen. Toen we een wandeling maakten in lange koele lavatunnels, kregen we de keuze om om te draaien of om door een lager gedeelte bukkend door de modder te kruipen. Ongeveer de helft van de groep besloot om terug te gaan maar de dappere helft besloot om bemodderd en sommigen licht beschadigd bij de bus te retourneren om juichend als helden te worden ontvangen.
Steeds vaarden we 's nachts en bezochten overdag eilandjes en snorkelplekken. Op alle eilanden vonden we leguanen. Op sommige wemelden het ervan. Het waren leguanen die geen krimp gaven terwijl we bijna op hun staarten trapten. Ook snorkelden we op plekken waar niets of niemand onder de indruk leek van onze aanwezigheid. Maar dat is dan ook het ding hier, mensen vormden nooit een bedreiging voor de dieren hier dus ze zien ons als gelijkwaardige toevallige passanten. We houden daarom een gepaste afstand, en benaderen ze niet en al helemaal niet met snelle bewegingen.
We zagen veel diersoorten die op meerdere plekken op aarde voorkomen, maar ook diersoorten die louter op de Galapagos te bewonderen zijn. Volgens onze gids hebben we de “Galapagos turtle”, de “Galapagos shark”, de “Galapagos pinguin” etc. gezien. Reuzenschildpadden zwommen vrijwillig en letterlijk zo'n één centimeter onder mij door en zouden zich gemakkelijk aan laten raken zou dat niet “not done” zijn volgens de Galapagos rules.
Ik herinner mij dat ik de eerste dag hier, nogal onder de indruk was van de zeeleeuwen die letterlijk overal blijken te liggen. Iets of iemand met een behoorlijk slecht humeur heeft ooit aan de wieg van hun design gestaan en moet hebben gedacht “laat ik eens voor de lol de achterpoten en handvatten achterwege laten”. Met als resultaat dat ze de meest lompe bewegingen moeten maken om überhaupt vooruit te komen om nog maar te zwijgen ergens óp te klimmen. Op een bankje bijvoorbeeld, wat toch hun favoriete hangobject blijkt te zijn. Ze pikken overal op de bewoonde eilanden de bankjes in waardoor wij op de grond moeten zitten. In het water snap ik het ontwerp echter pas. Hoe lomp ze op de wal zijn, hoe sierlijk ze zich voortbewegen onder water. Een beetje zoals ikzelf eigenlijk, maar dan zonder de extremen.
Ook zagen we een bescheiden haai voorbij komen op zo'n afstand dat mijn ratio de tijd had in te grijpen en mij eraan te herinneren aan het gegeven dat deze haaien ons te groot en waarschijnlijk ook onsmakelijk vinden. Stiekem toch een beetje geschrokken maar met de haai buiten bereik zag ik opeens een zwarte vlek in mijn linkerooghoek. Ik nam een ruime seconde om van de schrik te bekomen door te constateren dat het slechts een passerende zeehond was. Een groepsgenoot echter had wat langer nodig en tot mijn grote genoegen ging dit gepaard met zulke heftige motorische schrik reactie, inclusief de arm- en beenzwaaiingen, dat er op deze plek waarschijnlijk geen levend wezen meer gesignaleerd zal worden de komende vijf jaar.
Afwisselend van varen, snorkelen, lezen, slapen, eten en kletsen, maakten we wandelingen op de verschillende eilandjes die in dit oostelijke gedeelte van de Galapagos bestaat uit lava. We wandelden op het pikzwarte, superscherpe lavasgesteente en zagen er oude vulkanen maar zelfs daar levende wezens, voornamelijk in reptielvorm.
De snorkeltochten verschilden per plek van elkaar. Op de ene plek zagen we bijvoorbeeld vooral rotsen en op de andere wit zand en koraal. Maar tot mijn genoegen zagen we overal felgekleurde vissen. Als ik niet beter wist had ik gedacht dat het nep was want sommigen leken uitgerust met complete LED-setjes. Ook waren er scholen. Scholen links, scholen rechts, scholen boven en scholen onder. Ze spoten uiteen als kleurige bellen uit een bellenblaas en herenigde zich onherroepelijk weer. En daartussen zwom ik dan, van de ene gekleurde school naar de andere. Het leek de Schilderswijk wel.
Ook maakten we één avond dé perfecte zonsondergang mee. Een heldere lucht, verscheidene blauw en roze tinten met de silhouetten van grote zwevende fregatvogels.
Ik mijmerde hardop hoe vet het zou zijn om te kunnen vliegen maar iemand beloofde mij geruststellend dat ik het na een paar dagen vast spuugzat zou zijn.
Onze stomme gids Manuél ging ondertussen overigens onverminderd door met een slechte gids te zijn. Hij had een slecht humeur, maakte slechte grappen, communiceerde slecht, hield de groep slecht bij elkaar, lachte slecht om onze goede grappen en gaf slechte antwoorden op goede vragen. Het enige waar hij goed in was, was feitjes opdreunen, afwezig zijn bij het groepsgebeuren en zwaar geïrriteerd reageren op de in zíjn ogen domme vragen. Toen ik hem eens één op één probeerde aan te spreken door middel van een vriendelijk vraag die voorzichtig naar feedback stuurde, keek hij nauwelijks op van zijn boekje en gaf mij een paar geagiteerde opmerkingen die géén antwoord waren op mijn vraag en negeerde hij mij verder volkomen door helemaal niet meer naar mij te kijken.
Ik liep weg en kneep in mijn handjes over de samenstelling van onze groep. Gelukkig hadden we het zeer getroffen met onze lotgenoten. Het personeel van de boot was ook supervriendelijk en leuk. In onze hutten, legden ze heel vrijblijvend enveloppen neer om te tippen. Een voor de gids en een voor de crew. In die van de gids stopte ik alleen een briefje, op dit briefje stond vriendelijk doch duidelijk dat we niet blij met hem waren en kreeg hij in plaats van één, víjf handgeschreven tips van ons. Tijdens deze reis passeerden we overigens de evenaar twee keer. Dit ontdekten we uiteraard zelf, we werden er niet op gewezen door Manuél.
Op de laatste dag snorkelden we op een plek waar het ook weer heel mooi was. Dit keer doordat de spierwitte zandbodem een bepaalde glinstering weerspiegelde die helderheid leeg te beogen. Het was er in verhouding ook wat dieper dus we keken onze ogen uit. En opeens zag ik hem... een haai! Hij was 1,5 meter lang en zou ongevaarlijk voor mij zijn. Hij zag mij niet en ik wilde hem goed zien maar mijn duikbril was beslagen. Toen deed ik het stomste wat ik kon doen, ik ging met mijn hoofd boven water om mijn bril om te spoelen. Opeens greep de paranoïde angst mij bij de keel. Ik vind het namelijk supereng om ergens te zwemmen en 'veel' onder mij te hebben zonder dat ik het zie. Mijn benen bungelden hulpeloos achtergelaten onder de waterspiegel en met een verbazingwekkende handigheid die alleen ingegeven kon zijn door angst, zwiepte ik de bril schoon en lekvrij weer op mijn hoofd en ging ook gelijk weer met mijn ogen op de haai. Ik verzekerde mezelf ervan dat hij ver genoeg was en ik ging weer naar boven om mijn groepsbuddies te roepen. Terwijl ik onder water op de anderen 'wachtte', maakte hij een kleine bocht, keek mij aan (ik zweer het!) en kwam richting mij gezwommen. Ik kneep mezelf, zag ik dit goed? Ja ik zag het goed, hij kwam écht richting mij. Ik schudde mijn hoofd en draaide mijn lichaam richting de westelijke richting om weg te zwemmen en toen hij daardoor mijn hele lijf van 1.73 zag, wat duidelijk geen smakelijke zeehond kon zijn, draaide hij ongeïnteresseerd weg. We waren geïntrigeerd en bleven erna, heel toevallig, opvallend dicht bij elkaar als groep. Gelukkig zijn zweetdruppeltjes onzichtbaar in het water.
Eenmaal opgedroogd van alles, maakten we een wandeling op een eiland waar veel zeehonden leven. Er waren veel pups. Schattige, wollige babyzeehondjes. Sommigen waren moederloos en huilden klaaglijk. Soms kwam er dan een mama aangesneld om ze even te laten zogen maar soms was er geen mama te zien. Sommigen lagen uitgeteld te sterven wat een teken was dat er ergens een zeehond als vermist is opgegeven. Ook lagen er een aantal reeds vergane babylijkjes. Moeders waren zeer waarschijnlijk overleden. Een uitgehongerde pup probeerde aan te schuiven bij een surrogaat-ma. Deze sommeerde hem zowel verbaal als non-verbaal op nogal heftige wijze, weg te blijven van haar melk en haar eigen pup zodat de magere wees in eenzaamheid, huilend bleef liggen, wachtend op de moeder maar eigenlijk op de dood. Gelukkig zijn natte oogjes onzichtbaar met een zonnebril...
Na zes dagen vinden we het niet erg om weer aan de stabiele wal te gaan. Op de pier zie ik nieuwkomerstoeristen, foto's maken van de zeehonden die overal liggen alsof het een lieve lust is en verzucht mij zelfgenoegzaam doch sentimenteel dat ik ook ooit zo blue was.
Geschreven door Maike den Taeringh