Gratis reisvoorstel aanvragen

Benin, mijn Afrikaanse avontuur

Landkaart met overzicht van deze reis

Bestemming: A. Cotonou (Benin) , B. Zagnanado
Periode: februari 2012
Vervoer: Vliegtuig
Accommodatie: Gastgezin

Foto van deze vakantie

Op het moment dat ik dit schrijf ben ik nog in Nederland en heb ik een jetlag van mijn reis naar Californië. Het is pas half 5 en ik ben klaarwakker. Gelukkig is alles geregeld; de creditcard, tropenkleding en mijn medicijnvoorraad. Ook weet ik inmiddels hoe mijn gastgezin heet en op welke school ik ga werken. Ik weet alleen nog niet hoe het zit met mijn ontvangst en de taalcursus van de eerste vier weken, terwijl ik over 4 dagen al vertrek. Ik verblijf bij de familie De Souza, in de plaats Zangnanado (de omschrijving van de thuissituatie houd ik nog even voor me totdat ik het zelf ook daadwerkelijk heb gezien) en de school heet l'Ecole Maternelle Agonlihouégbo, waar ik les mag gaan geven aan kinderen van 3 tot 5 jaar.

Vooral naar het lesgeven ben ik erg benieuwd - lees: ik ben nerveus, nog niet helemaal zeker over hoe alles werkt en alle tips en aanvullingen betreffende lesgeven (aan kleuters) zijn meer dan welkom. De komende dagen zal ik behalve mijn tas inpakken, nog veel mensen proberen te zien, een aantal etentjes en feestjes bijwonen en ga ik nog op zoek naar wat leuke Nederlandse cadeautjes voor mijn gastfamilies, maar voor nu lonkt vanuit mijn koude slaapkamer vooral het geromantiseerde beeld van rood zand en de tropenzon.

Eerste indrukken

Yes! Het heeft even geduurd, maar na 4 pogingen kan ik dan eindelijk op internet. Na aankomst ben ik regelrecht in de wereld van mijn gastgezin gevallen. Hoeveel leden de familie telt is mij nog niet helemaal duidelijk, maar ik hou het op 6. Een echte Afrikaanse Mama Odette (die overigens niet de biologische moeder van de kinderen is), de 20-jarige Boris (mijn buddy), 2 andere jongens die ik eigenlijk sinds de kennismaking niet meer gezien heb, de 10-jarige Peace en een opgesloten, apathische, naar urine ruikende zombie die bekend staat als ‘de oude’ (mogelijk de vader van dit gezin). Daarnaast komen er eigenlijk constant andere mensen over de vloer om wat te eten, een beetje te hangen of weet ik veel wat te doen…

De beste omschrijving van het huis zelf is één grote puinhoop. Het is geen klein huis, maar toch staan twee van de drie verdiepingen leeg. Wij wonen op de middelste verdieping en hebben een tafel met stoelen, een bankstel, een tv en een kapotte Playstation 2. Ik heb een eigen kamer, waar ik onder een klamboe op een kaal matras slaap en er is een, weliswaar koude, douche in huis aanwezig. Ergens achter de vieze kleren, bergen afval en andere rotzooi bevindt zich de keuken, maar dat is, ook echt heel cliché, het terrein van Mama Odette.

Eenmaal buiten valt mij op dat ik in het enige stenen gebouw van de straat woon en dat ik het nog relatief goed heb. In ieder geval stukken beter dan het 12-jarige verkopertje dat me vanuit zijn golfplaten hutje iedere dag goedemorgen wenst. De mensen zijn echt heel aardig hier! Dagelijks word ik uitgenodigd voor een ritje door de stad achterop de brommer bij één van mijn nieuwe vrienden en maak ik kennis met de schitterende geuren, kleuren, geluiden van het Afrikaanse leven. Een voorbeeld ter illustratie: Eergisteren liep ik door het centrum van Cotonou toen er een 5-jarig jongetje een steegje uit kwam lopen en mij zag. Hij schrok, sprong in de lucht, rende terug om zijn vriendjes op de hoogte te brengen van dit heugelijke feit en kwam de straat weer op om mij in zijn zojuist vergaarde gezelschap toe te zingen: “Ik zie een blanke, blanke, het gaat goed, het gaat goed, dank u, dank u blanke!”.

Wie overigens denkt dat er vooral Frans gesproken wordt in Benin is niet de enige, maar heeft het wel fout. De meeste Beninezen communiceren namelijk met elkaar in de inheemse taal Fon. Dit vrolijke zangerige tropentaaltje maakt het totaalbeeld van het leven op straat compleet, samen met een grote afvalberg, de fruitbomen, geiten en kippen, de vrouwen met de grote potten op hun hoofd, duizenden zemi-djahns, etenskraampjes, muziek, dans en van die kinderen met bolle rijstbuikjes die elkaar sms’en met hun mobiele telefoontjes.

Lokale bevolking Benin
Lokale bevolking Benin

De Zemi-Djahn

Het plaatje van Benin is zeker niet compleet, zonder dat ik jullie iets meer op de hoogte breng van een geweldig Beninees cultuurverschijnsel. De Zemi-Djahn, ook wel taxi-moto genoemd, is namelijk hét vervoersmiddel van Benin. Het is een soort (schakel)brommer; een flexibel en veelzijdig apparaat en veruit de snelste manier om je door de grote stad te verplaatsen. Omdat het voertuig erg klein en smal is, kan het gemakkelijk door het andere verkeer manoeuvreren. Bovendien zijn ze niet alleen altijd en overal beschikbaar, maar zijn ze vaak ook nog eens spotgoedkoop. Inhalen met de Zemi-Djahn mag op elke mogelijke manier; het maakt allemaal niet uit hoe je rijdt. De oncomfortabele, warme helmen en andere bescherming, die je eigenlijk moet dragen als je op de brommer zit, zijn al net zo’n waardeloze decoratie als de verkeerslichten hier… Maar ja, wie heeft er ook remmen nodig als je een claxon hebt?

Dit wondermiddel beperkt zich trouwens niet tot slechts personenvervoer, maar blijkt ook uitermate geschikt voor het vervoer van allerlei spullen, zoals bouwmaterialen, koelkasten en de reisbagage van hele grote gezinnen. Misschien dat jullie nu denken dat het verkeer hier één grote chaos is, maar dat is niet helemaal waar, want de veiligheid in het verkeer wordt namelijk gewaarborgd door een ‘hechte code’ onder de chauffeurs. Ik weet niet wat deze precies inhoudt, maar de volgende regels heb ik al kunnen onderscheiden: rijd zo hard als de situatie toelaat, toeter bij rood licht, toeter bij groen licht, toeter als je niet van richting gaat veranderen, toeter als je wel van richting gaat veranderen en toeter bij twijfel. Veel toeteren dus! En hoewel ik me wel eens verbaas over het stuntwerk dat hier dagelijks in het verkeer wordt uitgehaald, moet ik eerlijk zeggen dat ik me eigenlijk nog niet echt onveilig heb gevoeld op de Zemi- Djahn. Een betere manier om de stad te ervaren, is er eigenlijk ook niet: terwijl er een aangenaam warm, maar erg vervuild, windje door je haren waait, zie je, ruik je, voel je en hoor je van alles. Erg leuk!

De eerste week

Ik verblijf nu al een week in Cotonou en inmiddels ben ik wat gewend geraakt aan de gang van zaken hier in Benin. Het opgewaaide stof van de eerste dagen is een beetje bezonken en ik begin door de bomen het bos weer te zien. Het lijkt erop dat het leven hier, ondanks de enorme bende, helemaal niet zo onaangenaam is als het misschien op het eerste gezicht lijkt. De Beninezen hebben genoeg om hun voldoening uit te putten en ik begin deze plekjes en dingetjes ook langzamerhand te ontdekken. Zo ben ik laatst met Boris gaan basketballen op een sportveldje in de buurt. Dat loopt namelijk elke middag helemaal vol met jongeren die daar graag basketballen, voetballen, hardlopen, touwtje springen en vele andere vormen van sport en spel beoefenen. Het is voor mij even wennen, maar de Beninezen betrekken me al snel in hun spel en ik ontkom er niet aan om mijn (overigens niet zo bijzondere) kunsten te vertonen in een aantal bloedfanatieke partijtjes basketbal.

De volgende ochtend doe ik eerst wat gebruikelijke sport op het dak, waarna ik me te goed doe aan een alledaags ontbijt, bestaande uit een broodje gedoopt in een soort thee gemengd met gekarameliseerde melk. En zoals elke dag word ik daarna opgehaald door Prisca, mijn begeleidster die mij door de stad rondleidt. Na wat bezoekjes hier en daar gaan we voor een kleine versnapering meestal naar een ‘maquis’. Dat is het Afrikaanse equivalent van een snackbar, maar waar je maar kunt kiezen uit 2 of 3 verschillende maaltijden die ze serveren. Eten doe je hier met je handen en dat bevalt goed, want dat geeft je de kans om ongegeneerd te bestuderen wat je in je mond gaat stoppen. En dat is geen overbodige luxe, omdat je soms onaangenaam verrast wordt met wat voor vreemde lokale producten ze door je eten doen.

Twee dagen geleden ben ik ook begonnen aan mijn lessen Frans. Het is echt een opluchting, want tot nu toe is het communiceren met de mensen hier moeilijker dan verwacht. Niet alleen spreekt men hier nóg sneller en onduidelijker Frans dan in Frankrijk, maar het wordt ook half gemixt met het Fon, waardoor ik er dus vaak helemaal geen snars van begrijp. Sinds ik de lessen volg, gaat het al een stuk beter, maar toch kan ik mezelf nog steeds maar beperkt uitdrukken. Toen bleek dat ik mijn lessen deelde met een Zwitsers meisje genaamd Deborah, is er een enorme last van mijn schouders gevallen. Nog nooit eerder heb ik zo veel en vloeiend Duits gesproken: het is nu echt een uitlaatklep voor alles wat ik in het Frans niet kan uiten. Hoe dan ook, ik neem deze lessen erg serieus, maak stipt mijn huiswerk en studeer nota bene uit eigen initiatief: dat moet ook wel en het begint zijn vruchten af te werpen. Want nu ik de taal wat beter begrijp, durf ik het ook aan om in mijn eentje over straat te lopen.

De komende paar dagen ga ik meemaken wat het weekend hier betekent. Ik weet in ieder geval al dat ik een avond mee op stap ga en waarschijnlijk zal er ook nog wel een kerkmis op de planning staan. Oh en nog even een leuk nieuwtje: Prisca heeft tussen neus en lippen door gezegd dat ik volgende week misschien mee kan op safari in het noorden van het land! Dus ik ben heel erg benieuwd wat ze voor me heeft kunnen regelen!

Cultuurshock

Uit de categorie jetlag, diarree, zonnesteek en andere reisongemakken is de cultuurshock toch de absolute nummer één wat betreft impact. Eerlijk gezegd heb ik heel naïef gedacht dat ik daar niet mee te maken zou krijgen, maar niets blijkt minder waar, want ik heb het goed te pakken. Op het moment zie ik namelijk alles wat ik niet begrijp in een negatief daglicht en voor nu heb ik het wel een beetje gehad met nieuwe indrukken. Desalniettemin, negatieve ervaringen zijn zeker niet per definitie waardeloos, dus vandaar een korte beschrijving.

Er zijn hier zoveel dingen waar ik met mijn verstand niet bij kan. Niet eens zozeer enkele kleinigheden, zoals het offeren van een kip of het dragen van een wollen muts bij de temperaturen hier, maar meer de algehele attitude die hier in Benin heerst. Bijvoorbeeld de laksheid van de mensen en het feit dat ze helemaal nergens iets om (lijken te) geven. Het ergste vind ik nog wel dat het hier zo’n enorme puinhoop is. En passend bij de rotzooi, is er ook overal een ongelofelijke herrie; de Beninezen hebben schijnbaar een onhoudbare drang om zo hard en lang mogelijk kabaal te maken, waar en wanneer ze daar maar de gelegenheid voor krijgen. Er is hier gewoon nog zóveel werk te verrichten, maar niemand steekt een poot uit en de mensen hier zullen zich er niet druk over maken. Behalve de onverschilligheid tegenover hun eigen land en leven, sta ik ook erg versteld van bepaalde, in mijn ogen asociale, manieren die zich hier voordoen. Allereerst het (te) laat komen, dat haalt inmiddels het bloed onder mijn nagels vandaan. Afspraken maken met deze mensen lukt ook gewoon niet! En dan nog de manier waarop families hier met hun, onbetaalde, dienstmeid (meestal een analfabetische, ongeschoolde vrouw uit de dorpen in het noorden) omgaan: dat overschrijdt naar mijn mening ruimschoots de grens van slavernij! En dan is er ook nog ‘de ouwe’ in mijn eigen gastfamilie. Als de arme ziel een goede dag heeft, loopt hij de trap eens af, waarna hij vaak urenlang tegen de gesloten ijzeren poort gaat zitten rammen. Hij mag niet naar buiten, omdat hij dan zal ‘verdwalen’, maar dat de buren blijven vragen naar het eeuwige gebonk op de poort verraden dat hij boven alle andere redenen niet aan de rest van de wereld getoond mag worden. Deze mensen worden hier dus als een grote schande voor de familie gezien.

Voodoodag in Benin
Voodoodag in Benin


En zo zijn er nog legio voorbeelden… Over de onderwaardering van gezondheid en voeding hier in Benin heb ik het nog wel een andere keer. De conclusie die ik in ieder geval kan trekken, is dat ik mezelf zal moeten aanpassen om zo mijn eigen verblijf wat comfortabeler te maken. Gelukkig zit er een meer dan welkome break in de vorm van een safaritrip aan te komen.

Safari!

De safaritrip betekent voor mij een vierdaagse ontsnapping aan de vervuiling en hectiek van de grote stad Cotonou. Niet alleen geweldig vanwege de natuur en de activiteiten, maar ook een erg welkom samenzijn in een groepje Europeanen!

Vier dagen nadat ik te horen kreeg dat er misschien wel een safari georganiseerd zou gaan worden, word ik op woensdagochtend om 7 uur door een man opgepikt en mag ik plaatsnemen in een toerbus. Blij dat alles geregeld lijkt te zijn zit ik te wachten tot we vertrekken, als ineens begeleidster Prisca voor mijn neus opduikt om me uit deze blijkbaar verkeerde bus te halen. Terwijl we samen wachten op een andere vrijwilliger, de óók in Cotonou geplaatste Duitse Lena, legt ze me nog even uit wat er de komende dagen ongeveer staat te gebeuren. Als 25 minuten later ook Lena eenmaal is gearriveerd, stappen we samen de goede bus in. Het eerste stuk na vertrek rijden we rustig een hobbelig zandpad af. Net buiten de stad evolueert deze zich tot een (deels) geasfalteerde, maar toch nog steeds best wel waardeloze, provinciale weg, die als één van de twee slagaders door Benin gaat. Met elke kilometer brengt de bus ons verder terug in de tijd: we zien de golfplaten en betonblokken overgaan in hutjes van riet en klei. De bekende uitdrukking is om te zeggen dat je ergens 100 jaar terug de tijd in gaat, maar bij vlagen heb ik het gevoel dat onze geairconditioneerde bus de enige uitzondering is op een primitieve wereld, die gemakkelijk wel 2000 jaar lang onveranderd gebleven kan zijn. In de tussentijd hebben we enkele tussenstops gemaakt en is ons reisgezelschap uitgebreid met de Franse Christelle en de Belgische Audrey en Tiziana.

Een paar uur later stoppen we weer eens ergens en deze keer in een nog relatief modern dorpje. Wanneer ik de chauffeur naar een toilet vraag, wordt mijn onwetendheid beantwoord met een collectief Beninees gelach. Dus ik stap de bus uit en zoek een boom op om maar niet, zoals de rest van de bus wel doet, midden op straat te hoeven plassen. Voordat we weer instappen, kopen we nog wat ananassen bij een vrouwtje met een getatoeëerd gezicht langs de weg. Eenmaal weer onderweg stemt de buschauffeur de radio af op tamtam-FM en een aantal inzittenden begint luid mee te zingen. Ons groepje westerlingen klikt en al gauw worden er gesprekken opgezet (waarin het Frans gemengd wordt met Duits, Spaans, Italiaans, Engels en zelfs een beetje Nederlands) om onze ervaringen uit te wisselen. En dat zijn er veel, maar de rit is lang... Laat in de middag komen we dan uiteindelijk aan op een parkeerplaats in een stoffig gehucht in het geïsoleerde noorden van het land. Nadat we wat hebben rondgekeken, spreekt een local ons aan. Hij moet een groep met de naam ‘King’ vervoeren en hoewel we aan de beschrijving voldoen, doet de naam geen belletje rinkelen. Daarop besluit hij zijn ‘contactpersoon’ even op te bellen en herkennen we begeleidster Prisca’s stem in het telefoongesprek. Dus voegen we ons daarna bij de andere 4 passagiers die al in het busje zitten en zo zetten we als een blik sardientjes onze weg voort. Gelukkig ligt het hotel waar we moeten zijn maar een paar honderd meter verderop. Het staat praktisch in de middle of nowhere en valt nog net niet van ellende uit elkaar. Als snel blijkt dat wij de enige gasten zijn. Bij het inchecken legt de hoteleigenaar uit dat de organisatie slechts 2 kamers heeft gereserveerd, maar dat er – naar totaal geaccepteerd Beninees gebruik – op één van de kamers een extra tweepersoonsmatras geplaatst zal worden. Het lijkt erop dat het de bedoeling is dat ik een kamer voor mezelf heb, maar de dames laten zich niet afschepen met een klein hok, dus uiteindelijk ben ik degene die op het matras op de grond moet slapen.

De nacht is maar kort, want om 5:30 uur zitten we in de jeep en rijden we richting het Pendjari nationaal park. Een rit die, zo blijkt, tweeënhalf uur duurt en omdat het nog donker is, zien we helaas weinig van het landschap. Maar het maakt niet zoveel uit, want het is een perfecte gelegenheid om aan mijn Frans te werken en dat is best wel nodig, want ik voel me nog vaak als een klein kind aan een tafel met volwassenen. Het is vermoeiend, maar het loont. Steeds vaker krijg ik alles mee wat er gezegd wordt en soms lukt het me zelfs om een gewaagd grapje te maken. Rond een uurtje of 9 stopt de jeep en kunnen we uitstappen. Onze gids Marcel gebaart enthousiast naar het verstevigde bagagerek op het dak van het voertuig en wanneer hij “Montez!” roept, dringt het pas tot me door wat we gaan doen: super gaaf!

Een beetje nerveus, vanwege de dieren die we gaan zien en de manier waarop, crossen we door het rode stof van de nog ongerepte Pendjari. Safari in het westen van Afrika is lang niet zo toeristisch als in het oosten van het continent, omdat het aantal dieren per vierkante kilometer hier een stuk kleiner is. Logischerwijs zijn de dieren er ook een stuk wilder en daardoor schuwer. We moeten dus vooral goed opletten, instrueert Marcel. Met als enig referentiekader de Beekse Bergen kan ik zeggen dat het absoluut niet tegenvalt. De natuur is er prachtig, er heerst stilte en de schuwheid van de dieren maakt het fotograferen ervan een echte sport. Bovenop het dak van de jeep doorkruisen we het hoge gras, scheuren we door bebossing langs riviertjes en drinkplaatsen en als de zon het hoogste punt bereikt, rijden we het kamp in het midden van het park binnen. De score van de ochtend valt helemaal niet tegen: we hebben honderden antilopen, wrattenzwijnen, apen, vogels en krokodillen gezien, alleen van ‘The Big Five’ ontbreekt nog ieder spoor.

Apen in de bomen
Apen in de bomen


Gids Marcel brengt ons naar onze lodge en later lunchen we gezellig samen in de bar. Daarna volgt een siësta en daar is geen ontkomen aan, want ook de dieren trekken zich terug in deze hitte. Voordat we onze tour in de namiddag vervolgen, nemen we eerst nog even een duik in het kleine zwembad, dat een goed alternatief is voor de zweterige lodge. Tijdens het bobberen spotten we op zo’n 30 meter afstand van het zwembad een grote mannetjesbaviaan en een bende vrouwtjesapen in de boom. Rond 16.00 uur kruipen we weer met z’n allen op de jeep en al gauw staan we stil, omdat ineens één van de zeldzame olifanten die hier voorkomen voor onze neus staat. Daarna rijden we nog uren door, de felrode zonsondergang tegemoet met de wind en het stof in onze haren. Als we terugkomen in het kamp is het inmiddels donker. We kijken op ons lijstje en zien tot onze verbazing dat we slechts twee dieren nog niet gezien hebben: het jachtluipaard en de leeuw. Dus die zijn voor de volgende ochtend. Die avond geniet ik van een lokale maaltijd, couscous met eend, met daarbij een flesje van het prima smakende lokale bier, genaamd la Beninoise.

De volgende morgen zitten we om 06:30 uur weer in de jeep; nog niet er óp want het is nog fris buiten. We hebben immers een missie: de leeuw en de cheeta spotten. In de verte klinkt ineens een karakteristieke brul en daarop zetten we opgewonden een achtervolging in die zijn hoogtepunt bereikt als we op een gegeven moment verse pootafdrukken in het zand tegenkomen. Maar helaas ebt de spanning al snel weg als de sporen in het hoge gras verdwijnen zonder dat we een glimp van de verlegen koning der dieren hebben kunnen vernemen. Maar iets later doen drie eigenwijze jachtluipaardwelpjes onze teleurstelling snel vergeten door ons de doorgang op het pad te versperren. De fotogenieke kleine katjes, met de karakteristieke witte streep op de rug, wijken geen meter en dan komt ook de moeder een kijkje nemen. Dit zeldzame, elegante dier blijft, net als haar kleintjes, even staan voor een uitgebreide fotoshoot.

Uiteindelijk verlaten we met tegenzin de cheeta’s, klimmen we weer terug bovenop de auto en rijden we de rest van de ochtend het geweldige park door. Tegen de middag laten we het park achter ons en dan is het net of we in een filmscène terecht zijn gekomen: hier en daar staan wat kleine lemen hutjes en af en toe komen we ook een waterpomp tegen. De mannen zijn in het veld katoen aan het plukken, een groepje vrouwen met ceremoniële littekens staan hun kleren in de rivier te wassen en enkele naakte, magere kinderen komen rennend achter de jeep aan. Op het dak van onze bordeauxrode koets passeren we nog enkele armzalige nederzettinkjes, waarna we voor een bezoek aan een partij watervallen even van onze route afwijken. Niet bepaald de Victoria Falls maar toch een charmant natuurwonder en bovendien een aangename gelegenheid om even het water in te springen om het rode zand van ons af te wassen. Voordat we teruggaan naar het hotel stappen we eerst nog uit bij een dorpje waar nog een traditioneel ‘kasteel’ staat: een versterkte, roofdiervrije veestal met een ‘torenkamer’ om in te wonen. Maar hoewel het er in eerste instantie een beetje simpel uitziet, ben ik toch best onder de indruk van dit bouwwerk.

’s Avonds in het hotel worden we getrakteerd op een privé-dansvoorstelling, waarbij een grote groep dansers een hele show voor ons uitvoert, die in ieder geval spectaculair te noemen is. Het hoogtepunt van de vertoning komt wanneer één van de dansers mij zijn ossenstaartenkwast in de handen duwt en iets onverstaanbaars mompelt... Het maakt ook niet uit wat, want het is verder duidelijk: ik moet van mijn stoel af! Dus opnieuw wordt er door de bewoners van dit bijzondere land een beroep gedaan op mijn bluf- en improvisatiekunsten. Het tempo van de drums wordt opgevoerd en inmiddels staat er een grote groep mensen in een kring om me heen te kijken hoe ik nog altijd een beetje onbeholpen met de kwast sta te zwaaien. Maar dan komt het kleine dansertje tegenover me staan en begint te dansen op het wilde getrommel. Dan denk ik ineens 'hey, dit ken ik!', want het heeft wel iets weg van het gabberhakken op happy hardcore muziek zoals wij dat thuis wel eens op een feestje doen. Ik zwaai wild met mijn ossenstaart terwijl ik zo goed mogelijk probeer te hakken, want ik ben er niet echt een held in. Ikzelf ben eigenlijk helemaal niet ontevreden over mijn inspannende improvisatie en tot mijn grote verbazing stijgt er ook vanuit de toekijkende cirkel een enthousiast gejuich op! En dan moeten er nog meer mensen aan geloven: iedereen doet leuk mee en we kunnen niets anders dan alleen maar lachen en genieten van het plezier op dat moment. In één woord: supergaaf! Na afloop van de show trekken we ons dan ook moe, overweldigd, maar vrolijk terug in onze slaapkamers.

De volgende ochtend staan we al vroeg op, want vandaag reizen we terug naar de chaotische grote stad in het zuiden van Benin, die in schril contrast staat met het authentieke noorden. De komende week ga ik verder met mijn lessen Frans en ga ik Lena opzoeken in haar weeshuis om daar alvast het één en ander te leren over de Beninese kleuters.

Inburgeren voor gevorderden

Na de cultuurshock heeft nu ook de diarree genadeloos toegeslagen, dus de laatste dagen heb ik helaas veel tijd doorgebracht op het toilet... Maar buiten deze bezoekjes-van-hoge-nood probeer ik eigenlijk zoveel mogelijk buitenshuis te blijven en dat heeft de volgende reden: de laatste tijd voel ik me een beetje ongemakkelijk in mijn gastfamilie. En ook dat heeft een reden, want mijn gastvader is letterlijk op sterven na dood. Afgelopen maandag riep mijn gastmoeder me ineens de gang op, toen ik 's avonds laat in bed muziek lag te luisteren. Omdat het al laat was en ze me normaal gesproken nooit stoort als ik op mijn kamer ben, veronderstelde ik dat ik in mijn onhandigheid de badkamer blank had gezet of iets dergelijks. Maar toen ik eenmaal op de gang stond, bleek dat ze me iets heel anders wilde mededelen: namelijk dat het huis elk moment kon vollopen met mensen en dat de priester in aantocht was, omdat 'de ouwe' bediend ging worden. Ik realiseerde me dat het meer een familieaangelegenheid was en besloot me stilletjes terug te trekken op mijn kamer.

Inmiddels leeft 'de ouwe' nog steeds. Of ja, leven... De man heeft de hele week naakt over de grond gekronkeld en sinds gisteren beweegt hij nauwelijks meer. Maar aan de aanhoudende stank van ontlasting op zijn kamer is te oordelen dat hij nog niet het loodje heeft gelegd. Het is een weinig menswaardig bestaan, dus ik hoop dat er gauw een eind aan komt. Ik gun hem zijn rust, ik gun de familie een einde aan deze pijnlijke ellende en stiekem gun ik mezelf de schijnbaar erg bijzondere ervaring van een Afrikaanse uitvaart.

Op dinsdagochtend werd ik aan het ontbijt, al voor de derde keer die week, teleurgesteld bij het zien van een schaaltje 'bouille': het is een soort maïspap, die eruitziet als lauwe, slijmerige, troebele, witte derrie. Tevergeefs probeerde ik met gesloten ogen mijn ontbijt naar binnen te werken, maar op een moment dat mama Odette even niet keek, spoelde ik het (net als die andere keren) snel door de gootsteen en ging ik daarna de straat op, op zoek naar een beter alternatief. Hier in Benin is er overal op straat wel eten te vinden: maar voor echt goed eten moet je wel weten waar je moet zijn. Het beste eten vind je namelijk niet in de restaurants, noch in de maquisjes. Het beste eten van Cotonou wordt namelijk bereid door de zogenaamde kookmama's; dit zijn vrouwen die een keukentje voor de deur hebben opgesteld en waar je voor een paar dubbeltjes aan huis een hapje kunt mee-eten.

Marktjes Benin
Marktjes Benin


Op zich kom ik er dus wel uit hier, met het leven in Benin. Ondertussen ben ik redelijk geïntegreerd, want af en toe gedraag ik me net zoals elke andere Beninees. Zo heb ik laatst tijdens de siësta samen met een schoonmaakster en een conciërge voor de school op de stoep geslapen. En inmiddels beheers ik ook de kunst om met iedereen vrienden te zijn: als ik een beetje toegankelijk over straat loop, kan ik iedere 10 meter wel even stil blijven staan om een praatje te maken met iemand die mij ergens van kent. Ze komen dan altijd glimlachend op me aflopen en spreken me vriendelijk aan, met daarbij ook altijd leuke variaties op 'een handje geven'. Gelukkig zijn de mensen bijzonder vergevingsgezind voor het feit dat ik de meesten totaal niet herken en evengoed vertellen ze me altijd maar wat graag wat ze die dag gedaan hebben of gaan doen.

Heel anders ook dan op de Nederlandse borrel, waarvoor ik afgelopen week was uitgenodigd. En dat kwam als volgt: voor een belangrijk stuk administratie moest ik een bezoek brengen aan de ambassade en ik had daarbij geen behoefte aan de waardeloze hulp van een lokale medewerker, dus heb ik net zo lang gewacht tot er een Nederlandse medewerker beschikbaar was. Die verwelkomde me hartelijk en gaf me een rondleiding door de ambassade, waarna de uitnodiging voor de borrel volgde (zoals dat schijnbaar voor alle Nederlanders geldt). In een westers restaurantje verzamelden zich op die bewuste avond het ambassadepersoneel, enkele Nederlandse expats, de bezoekende directie van de Helmondse katoengigant Vlisco en ik om een biertje te drinken in het gezelschap van landgenoten. Wegens vanzelfsprekendheid misschien onnodig om te noemen, maar het was een meer dan prettig gevoel om weer even Nederlands te kunnen praten. Voor mij was het een erg vruchtbare avond, want ik had een indrukwekkend aantal telefoonnummers, namen en adresjes verzameld.

Bovendien deed één van de mensen van Buitenlandse Zaken van de ambassade ook wat hoop in me opleven, toen hij vertelde dat er hier op de lokale markten altijd wel een degelijk stuk vlees of vis te vinden was. Het was daardoor dat ik mijn gastgezin, heel moedig, beloofde dit weekend voor ze te koken.

Koken

Vrijdagochtend om 10 uur lopen ik, Deborah en onze nieuwe Duitse klasgenoot Max de grote markt van Cotonou op. Om er te komen hoeven we slechts de volgepropte pick-uptrucks, die uitpuilen met ananassen, pluimvee of zakken rijst, te volgen. Op een paar honderd meter afstand kun je de markt al horen en als je nog dichterbij komt dan wordt het zicht je bijna geheel ontnomen door een krioelende mensenmassa, geiten, djahns en af en toe een vastgelopen bestelbus. Terwijl ik snel een foto maak van een vrouw met een schaal levende kippen op haar hoofd, vertel ik aan Max en Deborah wat ik moet hebben, waarna we, een beetje twijfelend, de wilde zwarte zee induiken en we in een enorme drukte, benauwdheid en hitte belanden.

De daadwerkelijke markt is een doolhof van honderden hele smalle, overdekte gangetjes met aan weerszijden kraampjes. Op prominente 'kruispunten' staan de grotere kramen, waar je meestal exotische vruchten, kruiden en specerijen kunt kopen. We struinen de markt af door een overkill aan geluid, kleuren en geuren. Bij het zien van een hoop rauw kippenvlees op een tafeltje in de zon, naast een stapel stinkende bruine vismoot van onherkenbare soort, besluit ik dat ik mijn inkopen toch maar ergens anders ga doen; ik wil liever niet dat eventuele bijwerkingen van het eten van hier gekocht voedsel met mijn kookkunsten worden geassocieerd. We eindigen onze opgegeven zoektocht in een relaxte toko, waar we van de gelegenheid gebruik maken ons vochtverlies aan te vullen met Coca-Cola. Deborah en Max trekken hun eigen plan om de vrijdagmiddag te spenderen en ik laat me door een taxi-moto naar de dure en saaie (maar wel geairconditioneerde) Europese supermarkt brengen. Daar schaf ik zonder verdere complicaties alle ingrediënten voor pannenkoeken met ham en kaas aan.

Eenmaal thuis heb ik alle verpakkingen opengetrokken en alles al over de hele keuken uitgestald, als halverwege de eerste pannenkoek de gaspit ermee ophoudt. Voor de zekerheid vraag ik mama Odette om bevestiging en even later kunnen Boris en ik de straat op op zoek naar gas. Na een klein uurtje rond crossen met de brommer, zijn we weer met een volle gastank thuis en kan ik mijn gedroogde kalebasschil, die ter vervanging van een bakspatel dient, weer oppakken en begin ik dan eindelijk aan het publiekstrekkende pannenkoekenbakken. Vooral het omdraaien van de pannenkoeken in de lucht is een geliefd spektakel. Naar mijn mening zijn de pannenkoeken best wel goed gelukt, maar aan de gezichten te zien, vallen ze hier niet in de smaak. Mijn 'broertje' ontheiligt de zijne door er twee eetlepels mayonaise op te gooien en Jaures liegt dat hij ze wel lekker vindt. Zo lekker, dat nu nog steeds de helft van de ingrediënten onaangetast in de koelkast staat. Maar mij hoor je zeker niet klagen, want nu kan ik lekker zondag pannenkoeken als ontbijt maken, in plaats van dat ik die smerige bouille drab naar binnen moet werken. Deborah en ik gaan lekker naar het strand en dan zit week drie er ook alweer bijna op!

De Cotonourianen en het Venetië van Afrika

Het is inmiddels meer dan een maand geleden dat ik Nederland achter me heb gelaten en dit is ook de laatste week dat ik in Cotonou verblijf. Vooralsnog denk ik dat ik de drukte en vervuiling niet ga missen, maar ik mag natuurlijk niet te vroeg juichen. Zeker niet als ik me bedenk dat Cotonou eigenlijk ook vele leuke kanten heeft die het leven hier helemaal niet onaangenaam maken. De familie op de hoek van het stadion, die dagelijks luidkeels juichen en zingen als ik een hapje bij ze kom eten, ga ik in ieder geval wel missen. En wat ik zeer zeker ga missen, zijn de andere westerse vrijwilligers en Europese jongeren, die maar klein in aantal zijn, maar gelukkig niet erg moeilijk te vinden waren. En dan wil ik nu even duidelijk maken dat ik de gemiddelde Cotonouriaan niet ga missen!

De stadsbevolking hier heeft behoorlijk wat trekjes overgenomen van de hoofdstedelingen van hun voormalige bezetters en dat gemengd met een gezonde dosis afro-cultuur. Voor Cotonourianen houdt de wereld op te bestaan buiten de stadsgrenzen. Men leeft op een geïsoleerd eiland in de rimboe en de meesten zijn niets anders gewend dan de altijd grijze en vervuilde hemel van de stad. Velen hebben net zoveel savanne en tam-tams gezien als mijn grootouders: maar ja, ook dit is Afrika. Cotonouriaanse jongeren zijn ervan overtuigd dat hun leven nu al zo cool is als het ooit gaat worden en hebben boven alles ergens het idee vandaan gehaald dat ze macht hebben. Macht is hier een groot issue en dat is dan ook in allerlei aspecten van het leven terug te zien. Vooral openbaar schelden, spotten, lachen en wijzen naar mensen die het slechter hebben dan jij is over het algemeen een goede en geaccepteerde manier om je superioriteit te projecteren op je omgeving. En hoewel het soms erg vermakelijk kan zijn, hoop ik dat dit zich tot de hoofdstad beperkt en dat het in de stad Zagnanado anders zal zijn.

Maar zover is het nog lang niet, want ik moet eerst mijn cursus Frans afronden. In maart heb ik (als het goed is) een examen, dat me, wanneer ik slaag, een internationaal erkend diploma oplevert. Ik heb er wel vertrouwen in, want naar mijn idee spreek ik al aardig Frans. Met 5 dagen in de week les zou je eigenlijk ook niets anders verwachten, maar 2 uur per dag is helemaal niet zoveel. Daarbij scheelt het erg per leraar en dag hoe productief de les is. Het feit dat men hier geen Engels spreekt, draagt natuurlijk ook bij aan de ontwikkeling van mijn Frans. Het Beninse accent op straat maakt het wel moeilijk toepassen, maar als gevolg daarvan klinkt het Europese Frans op zijn beurt weer loepzuiver en verstaanbaar. Dit bleek in ieder geval toen we een zelf georganiseerd uitje hadden naar Ganvié, een stad op palen middenin een meer gelegen. Met zes westerlingen reden we op zemi-djahns naar het meer, waar we aan de waterkant afstapten bij een opstapplaats voor een boottocht naar bovengenoemd stadje.

Ons gezelschap bestaat uit Deborah en Irina uit Zwitserland, Max en Annabelle uit Duitsland, Noemie uit Frankrijk en mijzelf uit Nederland. In een grote soort kano/sloep met dieselmotor varen we over het meer en zo naderen we langzaamaan het stadje, dat ook wel het Venetië van Afrika wordt genoemd. Alles staat hier op palen en houten bootjes zijn hier dan ook talrijk aanwezig, want de mensen hier leven echt op het water. De schaarse kleine eilandjes worden in beslag genomen door een moskee, een kerk en een voetbalstadion. We gaan uiteindelijk aan wal op een eilandje met vissershutjes erop. Bij een ondergaande zon varen we terug over het dit sprookjesachtige meer en eenmaal aan land besluiten we dat iedereen vannacht in Cotonou blijft, omdat het te donker is om verder te reizen. We maken van de gelegenheid gebruik door nog even een terrasje te pakken in de hoofdstad. Daar lopen we de Duitse Larissa en Theresa en de Belgische Laura tegen het lijf. Larissa beweert een echte ijssalon te kennen, dus we maken een plan om eens te gaan kijken wat daarvan waar is. Iets dergelijks zou namelijk de ontdekking van de eeuw zijn in de hitte van Benin!

Het Venetië van Afrika
Het Venetië van Afrika

Zagnanado

Het is rond 3 uur 's middags en ik zit met 8 anderen in een verroeste personenauto. We knallen over een zeer slechte zandweg door de jungle, totdat we midden in een gehucht even stoppen om te tanken. Daarbij dringen honderd handen door de openstaande ramen de auto binnen om ons van alles en nog wat te verkopen. Ik zou geïntimideerd zijn geweest als ik er zin en energie voor had, maar dat was niet zo. Mijn nieuwe (trouwens hele coole) mama is wél helemaal in haar element: zij heeft zich verwikkeld in een oorverdovende schreeuw- en wijssessie met als inzet een halve bananenboom (mét takken). Als het ding even later samen met nog wat tomaten in de auto wordt gestouwd, maak ik daaruit op dat ze 'gewonnen' heeft. We vervolgen onze rit en hebben nog zo'n 3 uur gereden wanneer we 5 kilometer voor onze eindbestemming nog even bij een marktje stoppen. Iets later rijden we rustig Zagnanado in: een heel charmant, authentiek dorp/stadje midden in de bushbush. Het is er rustig, maar ook weer niet té, en de lucht is er dik en zwoel.

Mijn nieuwe thuis is ook een welverdiende wereld van verschil in vergelijking met het bekrompen, luidruchtige appartementje in Cotonou. Te midden van een ommuurd erfje staat een grote mangoboom en eromheen zijn een aantal huisjes gebouwd; het huis met veranda, een toilethuisje, een schuurtje, een hondenhok en nog drie bijgebouwtjes. Het goede nieuws is dat ik één van de bijgebouwtjes, inclusief badkamer, helemaal voor mezelf heb! Het 'huis' zit nog vol met kakkerlakken, maar daar doet mama gelukkig al snel iets aan. De kleine woonkamer is doordrenkt met Mariaverheerlijkingen en zoals op de deurmat te lezen staat: "het bloed van Jezus stroomt door dit huis".

In het huis wonen mama Angèle, de 21-jarige Odi, de 17-jarige Giorgio en een zwakbegaafd geadopteerd 8-jarig meisje, die hier zowat al het huishoudelijk werk verricht. Omdat haar eigenlijke naam te moeilijk is om uit te spreken, noem ik haar Truus. Ik had het al eens gezegd, maar ik vind mijn nieuwe mama echt heel cool. Ze is de directrice van één van de scholen waar ik moet werken en binnen een dag is er korte metten gemaakt met mijn misplaatsing over de zoetsappige "école maternelle" (kleuterschool). Ook kan ze verrukkelijk koken en ontbijten we met een roereitje en een kopje aanmaakkoffie! Inmiddels heb ik de omgeving ook al een beetje verkend. Het is prachtig hier, met veel bebossing en wat heuvellandschap. Het stikt in de omgeving ook van de kleine bronnen, waar je kunt drinken, wassen en baden. Ik ben vanochtend een stukje gaan hardlopen, maar daarbij had ik me vergist in de afstand en was ik na 2 uur nog niet terug. Maar een voordeel is dat ik onderweg uitermate goed van de mooie omgeving heb kunnen genieten!

Mijn project en het onderwijs in Benin

Dit land, waar mensen zomaar tijdens werktijd liggen te slapen, waar afval meters hoog op straat ligt, waar niemand naar elkaar omkijkt en waar enige vorm van structuur lijkt te ontbreken, heeft een opvallend onderwijssysteem. De Beninese basisschool zou een goede opleiding zijn voor soldaten die moeten gaan vechten aan het front, maar voor kinderen van een jaar of 10 vind ik het persoonlijk een heel stuk minder geschikt. Het ontbreekt er namelijk aan enige vorm van consequent leiderschap en respect voor de leerling. Op mijn eerste dag komt de juffrouw onaangekondigd te laat en straft vervolgens andere leerlingen voor eenzelfde overtreding. Als ze binnenkomt, springen de kinderen in de houding en meldt de klas in koor aanwezig te zijn.

Dan begint de les, waarbij de juf een verhaal opdreunt over een aantal, naar mijn idee, veel te moeilijk onderwerpen. Na afloop van het pleidooi stelt de juf de kinderen vragen, dat dan altijd gepaard gaat met de aanmoediging: "snel!snel!snel!snel!". Als pavlovreactie op haar ongeduldige slaan met het slaghout op de tafels, geven de kinderen om de beurt allemaal hetzelfde inhoudsloze paniekantwoord: "Mevrouw, het antwoord op de vraag die u me stelt, mevrouw, is....'' (stilte), waarna de juf steeds keihard "IMBECIEL!" roept. Daarna moeten de 10-jarigen de aantekeningen op het bord overschrijven en wordt er vervolgens waarschijnlijk nooit meer iets mee gedaan.

In de middag wordt het huiswerk nagekeken, waarbij de juf wederom als een dolle hond schreeuwend en scheldend door de klas tiert. Terwijl ik het aanzie, zit ik mezelf echt op te vreten, maar ik weet dat ingrijpen niet de oplossing is. Diep van binnen weet ik namelijk dat het ergste nog moet komen; de kinderen zijn nog niet gestraft voor de fouten die ze in hun huiswerk hebben gemaakt. Daarbij wordt de stok tevoorschijn gehaald. De juf loopt op de eerste leerling af, laat haar de handen uitsteken en slaat eerst hard op de bovenkant van haar ene hand, dan op de andere. Het kind trekt huilend haar handen terug en stopt ze in haar zakken, maar het is nog niet voorbij. Woest grijpt de juf de tegenstribbelende armen beet en probeert ze uit de zakken te trekken. Het bange meisje biedt net zolang weerstand totdat de juf met de stok op haar handen in de zakken begint te slaan. Uiteindelijk besluit ze dan toch haar handen opnieuw aan te bieden en incasseert ze krampachtig en krijsend de laatste twee stokslagen.

Ik ben blij als het voorbij is, maar besef dat er nog 14 anderen te gaan zijn. De ene leerling wordt harder en vaker geslagen dan de andere. Deze disciplinaire maatregel kost veel zelfbeheersing van mijn kant, want ik loop rood aan vanwege datgene wat ik zie en omdat mijn gedachten op volle toeren draaien om te bedenken wat te doen? Toch besluit ik wederom niet in te grijpen, omdat ik vermoed dat het schenden van de soevereiniteit van deze autoritaire ouwe feeks alleen maar meer narigheid, oneerlijkheid en ellende zal veroorzaken.

Ik krijg ook de kans om zelf les te geven: ik mag met de kinderen iets gaan ondernemen om de klas te decoreren. Met deze opdracht voel ik me eigenlijk niet serieus genomen, maar ik besluit de kans toch aan te grijpen. Dus ik heb bedacht de kinderen posters te laten maken over andere (verre) landen en/of werelddelen en op die manier van de gelegenheid gebruik te maken ze een lesje wereldoriëntatie te geven. De kinderen doen actief mee, stellen veel vragen en zijn geïnteresseerd en erg leergierig. Toch moet ik concluderen dat de algemene kennis van de leerlingen echter bedroevend laag is. Landen, mensen, cultuur, geloof, eten en drinken, natuur en sport, zelfs van hun eigen leefomgeving, de kinderen weten er helaas nagenoeg niets vanaf.

Klassen op de Beninese school
Klassen op de Beninese school


De volgende dag word ik om 10:00 uur verwacht om te assisteren bij een les rekenen. Driekwartier later dan gepland, beginnen we aan iets met diagrammen en rekenen met percentages, maar dan moet ik de kinderen eerst het hele begrip 'percentage' gaan uitleggen. Helaas slaag ik er deze keer niet in om de kinderen aan het denken te krijgen. Dat is deels onervarenheid denk ik. Uiteindelijk scheldt de lerares de kinderen weer uit voor "imbeciel" en begint ze voor te doen hoe je door middel van percentages de absolute aantallen van Afrikaanse emigranten per etnische groep kunt berekenen. Eerst leren kruipen voor je leert lopen geldt hier zeker niet, want in Benin leer je je eerste stappen op de 600 meter hordelopen. Daarover gesproken, aan het einde van de dag, net voordat ik naar huis wilde gaan, riep de juf me nog toe: “Ralf! Morgenochtend aanwezig zijn in sporttenue!". Mooi, sport. Iets wat ik kan zonder dat die ouwe tang er een stempel op drukt, maar dat was natuurlijk alweer te snel gedacht...

De les zou om 7 uur beginnen. De kinderen en ik staan om 6:45 uur klaar, nadat we de klas al hebben gepoetst en genoeg drinkwater uit de pomp hebben gehaald voor de hele dag. Als de juf aankomt, laat ze de kinderen eerst nog de rest van het hele schoolplein schoffelen en andere huishoudelijke 'prioriteiten' verrichten. Rond half 8 worden de leerlingen door de ongeïnteresseerde lerares dan toch nog nonchalant in de houding getrapt en afgemarcheerd naar het sportveldje achter het klaslokaal. Daar moeten de kinderen, al zingend, allerlei figuurtjes lopen en rennen, terwijl de juf in haar gewone burgerkleding op twee houtblokjes slaat en ook hierbij steeds ongeduldig "snel!snel!snel!snel!" roept. En ik sta er in mijn sporttenue bij voor Jan met de korte achternaam. Na dit hele gebeuren krijgen de kinderen de opdracht om zelfstandig één of andere turnuitvoering te oefenen en gaat de juf in de tussentijd buurten met een bekende. De leerlingen denken terecht ‘stik maar’ en volgen het voorbeeld van de juf door wat te gaan spelen en praten.

Het hele lesgeven hier doet bij mij alle stoppen doorslaan en deze obsessie voor discipline en militarisme heeft naar mijn mening juist een averechts effect. Er wordt onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en respect geëist, maar de autoriteiten geven zelf ook geen respect en leggen ook geen verantwoording af. In mijn ogen belangrijke waarden als consequent zijn, integriteit, structuur en bovenal respect worden hier totaal over het hoofd gezien. Geen wonder dus dat elke leerling hier niet fatsoenlijk nadenkt, vals speelt, spiekt of iemand anders erbij lapt als daartoe de kans is. En ik snap nu ook dat zij na hun school, studie of opleiding (als de zweep en het slaghout uit beeld zijn verdwijnen) geen reden zien om te werken. In de loop van de week heb ik ook een aantal gesprekjes gehad met de lerares. Één van die keren vroeg ze of haar veronderstelling dat ik de stokslagen niet kon waarderen juist was. Ik bevestigde dat en stelde voor de stokslagen te vervangen door strafcorvee, zodat we in het vervolg geen tijd meer hoeven te verliezen aan het schoonmaken tijdens lestijd of het wachten totdat de pijn uit de handjes is weggetrokken alvorens weer te kunnen schrijven. Daar reageerde ze niet echt op, dus het zal mij benieuwen of er iets mee gedaan wordt.
Stranden Benin
Stranden Benin


Uiteindelijk heb ik op vrijdagmiddag dan toch tegen de juf gezegd dat ik een ander project ga zoeken. De voornaamste reden daarvoor is dat ik me het volgende realiseer: de beste kans voor de kinderen op een relatief redelijke toekomst hier in Benin is het uitzitten van deze poppenkast en lachend meedoen met de show. Een andere reden is dat er op deze school speciaal een plekje in het rooster moet worden vrijgemaakt, zodat ik een lesje kan geven. Alsof het voor mij ook maar vermaak en tijdverdrijf is… Alsof het vrijwilligerswerk een nieuwe soort toeristenattractie is… Ik begrijp best dat mijn verrichtingen de honger-, armoede- en corruptieproblemen de wereld, of het land, niet uit helpen, maar er moet toch wel iets beters te doen zijn voor mij?

Met die vraag mag ik deze week op de koffie komen bij de provinciechef. Hoewel ik het zeer betwijfel, heeft hij hopelijk meer overzicht dan ik. Ook baal ik er enorm van en kan ik er met mijn verstand niet bij dat de organisatie waarvoor ik werk niet eens een overzicht heeft van al haar projecten in de regio/het land. Het is allemaal dus lekker typisch Afrikaans geregeld... Ik ben erg benieuwd naar hoe dit zich verder gaat ontwikkelen.

Onfortuinlijk einde

Oorspronkelijk had ik mijn terugvlucht naar Nederland gepland staan voor 18 mei, maar de laatste periode is helaas iets anders verlopen, waardoor ik eerder naar huis ben moeten terugkeren. Mijn verblijf in Benin is namelijk bijna abrupt tot een einde gekomen, omdat ik op een gegeven moment een gebroken tand had en een vervelende infectie aan mijn voet had opgelopen. Ik ben er nog in Benin mee naar het ziekenhuis geweest, maar ik durfde het niet aan me daar ook daadwerkelijk te laten behandelen. Dus twee dagen later ben ik terug naar Nederland gevlogen.

Door Ralf Ketelaars

Heb je interesse in een reis naar Benin? We helpen je graag om deze reis naar jouw wens samen te stellen. Reisbureau Reisgraag.nl scoort een 9+ in reviews, we zijn lid van ANVR, SGR & Calamiteitenfonds en we hebben al meer dan 12,5 jaar ervaring. Vul hieronder jouw wensen in voor jouw vakantie naar Benin, dan sturen we je gratis een voorstel op maat.

Vertel ons uw vakantie wensen. Onze reisexperts geven u gratis en vrijblijvend reisadvies op maat.

 Aangesloten bij ANVR,SGR, Calamiteitenfonds
 9,6 in reviews
 Veel kennis en ervaring
 3.879 klanten gingen u voor

Uw gegevens

* = verplicht. Privacy beleid is van toepassing

Gerelateerde artikelen