Gratis reisvoorstel aanvragen

Poging tot een ultieme paardenvakantie in Mongolië

Landkaart met overzicht van deze reis

Bestemming: A. Olgii (Mongolië) , B. Sagsai
Periode: augustus 2015
Vervoer: Bus en paard
Accommodatie: Tenten/Gerkamp

Foto van deze vakantie

Van al mijn reisverhalen is dit het bekendste. Of het beruchtste, er zijn al te veel oren geweest waarop het repetitief heeft ingebeukt en ikzelf ken de woorden al zo vanbuiten dat ik regelmatig hun beelden en betekenis vergeet. Toch, als ik dan mijn reisdagboek nog eens doorblader, kan ik me even terug in die komische tragedie wanen, waar romantische naïviteit en realisme, ongeluk en bescherming, poëzie en leegte, verlating en verwondering zich in een bijna magisch decor verknopen tot wat daarna de wereld is ingestuurd als 'het paardenverhaal'.

Er was een plan, zoals dat in mijn geval wel vaker voorvalt. Eigenlijk was het niet per se een slecht plan. Ik geloof nog altijd dat het had kunnen werken, maar de meeste mensen die we op onze weg tegenkwamen vonden het op z'n minst Byroniaans en meestal getikt. Het stond al langer vast dat ik naar Mongolië wilde en ik speelde al een tijdje met het idee om daar dan paarden aan te schaffen, maar na het lezen van de blog van Joeri Zwerts, een Nederlandse avonturier, werd dat idee met een uitgelaten vastberadenheid in een droom geconsolideerd.

Samen met mijn beste vriend zou ik naar het Wilde Westen van Mongolië trekken, waar we dan paarden zouden kopen en een twintigdaagse tocht ondernemen door de desolate wildernis van Tavan Bogd. We zouden rijst en vishengels meenemen als instrumenten voor primitieve voedselvoorziening en dan, om toch zeker niet te sterven, misschien wat extra vitaminen en poedersoep. Sneeuwstormen stonden bijna zeker op het schema en dagenlang rijden zonder sporen van beschaving of cultuur te bespeuren zou ons naar een apotheose van individualiteit stuwen.

Woestijnachtige landschap van Mongolië
Woestijnachtige landschap van Mongolië


“Ultiem ontaarden” – “Een summum van zelfredzaamheid en zo van 'echt leven'” zei ik tegen mensen die vroegen wat me bezielde. “Stel je gewoon eens voor dat je onder de sterren ligt, met een oneindige nietigheid rond je, zodat je tegelijkertijd een stip en een pas gevallen Adam bent, de enige, en dus ook een beetje de eerste mens. Stel je die stilte voor, die zonder ooit echt te ontwaken boven alle bergtoppen het land als een donsdeken in rust wentelt. Stel je voor dat je die ruimte hebt, die vrijheid, ja vrijheid, dat lijkt me prachtig,” Zoiets vertelde ik collega-romantici, niet exact dat, maar laat ons dit herkenbaar of prototypisch noemen.

Augustus 2015 is het dan zo ver. We zaten met drie Westerlingen op een bus vol Kazakken (die bevolken namelijk het verre Westen van Mongolië): Emil, ik en Guillaume, een Fransman met voldoende weinig realiteitszin om mee te stappen in ons paardenplan. De busrit is in feite een verhaal op zich, maar kort samengevat waren we zestig uur onderweg, passeerden we zowel panoramische weelde als uren van verveling, terwijl we tegen twintig per uur over de droge aarde van de steppes bobbelden. Na deze eerder geestdodende rit kwamen we aan in Olgii, een stadje dat we liefst zo snel mogelijk wilden verlaten, maar waaraan we door een soort alomtegenwoordig flegma veel te lang bleven plakken. De eerste dag deden we niets. We probeerden toeristen te zijn, maar bekeken de monumenten als schimmen van de Russische paleizen waarin we eerder hadden rondgedwaald en de zanderige flatgebouwen als schetsen voor de betonnen lichamen die Sint-Petersburg en Moskou hadden omgord. We spraken met medereizigers over onze plannen en verbleven in een comfortabel gerkamp, waar nog te douchen viel, voordat we onze luxe voor twintig dagen voor autonomie zouden inruilen. Die dag en de daarop volgende dagen waren als korte zinnen: simpel, zonder opsmuk en saai. Heel langzaam, stap voor stap, maakten we ons klaar. In Mongolië is alles traag, meestal op een positieve en sociale manier, slechts vervelend als je Westerse drang naar efficiëntie opdoemt, wat voor mij gelukkig nogal meeviel.
Emil, Guillaume en ikzelf in het landschap van Mongolië
Emil, Guillaume en ikzelf in het landschap van Mongolië


De tweede dag was praktisch ingericht, we gingen naar de markt, we kochten voedsel, laarzen, speurden de overstelpte kraampjes af naar zadeltassen, want alleen ik had er mee vanuit Ulaanbaatar. De meeste dingen waren ontgoochelend op dat moment. De kwaliteit van zowat alles wat verkocht werd, was pover. Extreem pover. De laarzen waren na een dag al niet veel meer dan ziften, die hooguit de grotere kiezels nog konden tegenhouden. Kledij vertoonde al na enkele dagen tekenen van Korsakov en viel niet veel later zonder meer van je lichaam. Wel, na die twee dagen waren we ongeveer klaar om te ontsnappen uit dat droomdovend stadje. We moesten verder. We hadden onszelf al te veel ingelaten met de leegte van de moddersteegjes en onze opwinding sloop langzaam uit ons: weggezogen door de zinloze musea en de koeien die zich overeind hielden met gescharrel uit brandende plastikhopen.

Het enige probleem was dat niemand wist waar en hoe we paarden moesten kopen. Dit kan vreemd klinken in een paardenland zoals Mongolië, maar in het algemeen meren reizigers er niet echt aan om in de paardenhandel te stappen. De meesten maken een geplande of semi-geplande tour met een gids. Wij wilden onze eigen voeten volgen, zonder prefab pad en sloegen zo de plaatselijke touroperators algemeen met verstomming. De dagen draalden uit en we raakten verder ontmoedigd. We bespraken en herbespraken de plannen, zonder dat daar veel uit voortvloeide en juist wanneer we de magere opties nog eens aan het oprakelen waren, kwamen twee mannen te paard voorbij. Zonder veel te aarzelen, liep ik erachteraan en gebaarde vrij universeel dat ik paarden wilde kopen, of dat ik op z'n minst een paardenmarkt zocht. We namen beide ruiters mee naar het gerkamp, waar we met de hulp van de werknemers een meer verbaal gesprek konden voeren: een van de mannen had zes paarden en wij mochten er voor een totaal van drie miljoen tugrik drie uitkiezen.

Guillaume en ik besloten dan mee te gaan met de man om teugels en koorden aan te schaffen, terwijl Emil voor de financiën zou zorgen. We gingen terug naar de markt, vonden touwen en niet veel anders en werden toen mee naar de mans familie geloodst. Zoals overal in Mongolië werd ons de beruchte melkthee aangeboden met wat broodachtige snacks. Ik kreeg een Dombra in het oog en het duurde dus ook niet lang voor we een klein concertje kregen. De man had een mooie stem, gepolijst voor de Kazakse volksmuziek die meestal een beetje jengelend tussen platte deuntjes zwerft.

Het was ongeveer zes uur toen we naar de paardenmarkt gingen. En daar maakte ik de grootste fout van de hele reis. Het is een moeilijk te verklaren domheid. Ik noem het altijd een vergissing in de passie van het moment. Een resultaat van een emotionele context, niet zwakzinnig, maar luid, overroepen en essentieel ontstemd. Ik heb een stervend paard gekocht... Een paard dat geen onderste tanden meer bezat en daardoor zichzelf nauwelijks in leven kon houden. Ik wist nochtans dat ik de tanden moest bekijken. Ik wist ongeveer alle dingen waarop ik moest letten. Ik had eerst een ander paard afgekeurd, een dat er redelijk fit uitzag, maar barsten in zijn hoeven had. Ik zei njet en wilde een ander paard. De man nam me mee naar een andere kudde en voor een hele poos probeerde hij het, tezamen met een paar andere Kazakken, te vangen. Het zag er sterk uit en liet zich niet makkelijk tooien in de lasso, dus ik wreef me al gelukzalig in de handen. Het werd langzaam donker en toen het dan uiteindelijk gevangen was, kwam het enige licht nog van de koplampen van de schamele trucks.

Ik wilde onmiddellijk de tanden bekijken, maar het paard sputterde wat tegen en voor ik het wist hadden de mannen het al tegen de grond gelegd en nagelden ze de hoefijzers vast. De paardenverkoper keek me in de ogen en zei dat het een goed paard was. Natuurlijk loog hij: ze zouden voor die prijs nooit een goed paard verkopen aan wat onbesuisde toeristen. Maar ik behoefde geen goed paard, gewoon betamelijk was voldoende. Natuurlijk word je een beetje opgelicht, maar ik had gewoon een paard nodig dat me levend door Tavan Bogd kon brengen, meer moest dat niet zijn. Ik kreeg een stervend paard. De verkoper kende onze plannen. Hij wist dat we in moeilijkheden zouden komen, dat er zelfs een gevaar was dat we vast zouden geraken in een sombere segregatie van enige beschaving, maar met mijn principiële naïviteit had ik niet verwacht dat hij ons dit zou aandoen. Per slot van rekening hadden we toch samen gemusiceerd. Net voor we betaalden, waarschuwde een kind me nog dat ik een slecht paard had, dat eigenlijk al onze paarden slecht waren. We wisten dat we niet de beste knollen hadden ingekocht, dus negeerden we zijn boodschap. Zijn ogen verraadden een diepe bezorgdheid en zeker als ik er nu terug over nadenk, over hoe dapper hij was om het ouderlijk bedrog zo bloot te stellen, lijkt het dommer en dommer dat we niet met zijn ernst konden resoneren.
Mijn tandeloze paard
Mijn tandeloze paard


De dingen gebeurden verder: we werden eerst in een huis uitgenodigd en er dan terug uitgestampt toen we weigerden nog eens te veel te betalen. We keerden terug naar de Blue Wolf (het gerkamp) en stootten op een zatte jongeman die Bek heette en mijn paard wel leuk vond. We wisselden contactgegevens uit en dropen dan in tegengestelde richting af. Ik denk dat er toen minder vreugde dan onrust schemerde en met een algemeen beklemmend gevoel vielen we uiteindelijk in slaap. De volgende dag verloor ik mijn laarzen en kocht Emil een paar sportzakken die hij als zadeltassen gebruikte. Natuurlijk, zoals bij alle Mongoolse spullen, definieerden ze het concept 'slechte kwaliteit' en begon het scheuren nog voor ze goed en wel op het paard lagen. Met een hernieuwde frustratie vertrokken we. Het rijden vrolijkte ons op. We passeerden zorgeloze rivieren, gekleed in een gebergte en volgenden paadjes die meanderden zoals verloren brieven in een bureaucratisch spinnenweb. Maar deze onbezorgdheid doofde snel. Mijn paard had problemen om het tempo bij te houden. Niet gehinderd door enige kennis of kunde konden we er toen vele hypothesen opplakken: het had misschien niet goed kunnen grazen, had zwaardere bagage, enz. Het kon niet verder, zoveel was duidelijk. En dus een twintigtal kilometer van Olgii, in een verlaten stalletje langs de hoestende weg naar Sagsai verankerden we onze beroerde dag in een hoopvolle stilte en sloegen ons eerste kamp voor de nacht op.

De volgende dag kwamen we aan in Sagsai rond elf uur. Het was een klein dorpje omringd door de typische witte gerren waarin semi-nomaden de dagen doorbrachten. Meteen werden we verwelkomd door een kudde kinderen die samenstroomden rond de merkwaardige ruiters. We werden een winkeltje ingesleept en kochten cola, een paar koekjes en misschien een tandenborstel.
Emil zijn sporttassen waren ondertussen al totaal doorgescheurd en we hadden ze moeten achterlaten in het stalletje. Emil moest natuurlijk wel een ander systeem uitdokteren en imiteerde dan ook in eerste instantie Guillaume, die zijn rugzak aan zijn zadel bond. Het werkte eerst allemaal niet zo goed en een klein beetje uit Sagsai moesten we een nieuwe stop inlassen om de bagage te herschikken.

Juist toen Emil alles wat werkbaarder kreeg, kwam er een kind dat ons letterlijk bij de hand nam en meegidste naar zijn ger. Hij behoorde tot een nomadenfamilie die al een tijdje rond Sagsai huisde. De vader was een soort valkenier, maar dan een die adelaars gebruikte om de prooien te oogsten. De muren waren behangen met de vellen van zijn grootste trofeeën: een lynx, een wolf, een steppevos enzovoort. We kregen de beruchte thee weer voorgeschoteld en probeerden wat te communiceren. Veel verder dan basisgestamel en wat wijzen op de kaart kwamen we niet en toen de gesprekken verstilden, wilden we weer vertrekken. De nomaden waren natuurlijk wel geïnteresseerd in onze paarden en voor we konden afreizen, bestudeerde de vader ze gedetailleerd. Eerst leek alles wel in orde te zijn, vooral mijn paard viel in de smaak, totdat hij het bit wilde instoppen. In minder dan een seconde vervormde zijn gezicht van lachrijke gastvrijheid naar bezorgdheid en met een paar nee-knikken maakte hij duidelijk dat het onmogelijk was om met dat paard naar Tavan Bogd te gaan: “Tavan Bogd, no”. En daar eindigde de droom. Althans tijdelijk. Ik wist niet wat doen. Je vindt jezelf na een poosje duizelen terug in een ledig dorpje, met een nomade die natuurlijk geen woord kende in een begrijpbare taal. Je hebt nog geen dag daarvoor een stevige stapel cash aan likkende handen gegeven en daar zit je met je stervend paard, dat langzaam wegkwijnt omdat een deel van het gebit klaarblijkelijk niet meer bestond. Wat doet een mens dan?

Mijn verstand werd bedwelmd door verontwaardiging en ik begon allerlei pistes af te haspelen. Eerst liet ik de nomade bellen naar de paardenverkoper, geen idee waarom. Ik wilde het schuldgevoel aanwakkeren, hopend op een verzoenend geschenk van zijn kant. Dat bleef, zoals verwacht, uit en de nomade verklaarde met een zekere norsheid dat hij ons niet helpen kon. Na een tijdje brainstormen was mijn plan om een truck te vinden die mij en mijn paard kon terugbrengen naar Olgii, zodat ik de schoft in de ogen kon kijken en een nieuw paard eisen. Natuurlijk was dat een slecht plan, dat wist ik toen ook wel en nu nog steeds, maar wederom: wat doe je anders?

Dus na een tijdje zoeken en onderhandelen kreeg ik het dan eindelijk voor elkaar een truck te vinden die mij en mijn paard terug naar de stad wilde brengen. Het zou me wel weer van een magisch nummertje tugriks bevrijden, maar dat durfde ik in mijn drift wel bekostigen. Ik ging mijn paard halen en na wat haperen kregen we het op de truck. Gelukkig vonden de chauffeurs het maar een vreemde onderneming en achtten ze de Westerling blijkbaar niet in staat de juiste beslissing te nemen. Ze reedden over wat modder en hobbels en brachten mij naar Bagra, een jonge weduwe die als een van de weinige in het dorp wat Engels sprak. Zij praatte op me in tot mijn onbesuisde draaiboek in redelijkheid oploste. We verlosten het paard uit de truck en ik werd in haar huis uitgenodigd. Natuurlijk werden de broodjes en de kopjes melkthee rijkelijk verspreid en pas toen ik er enigszins voldaan uit zag, begonnen we over onze kleine crisis te praten. Haar suggestie was dat ik mijn paard in het dorpje zou achterlaten en dat zij het voor mij zou proberen te verkopen. Ik kon dan met haar broer naar de stad gaan en onder de mantel van zijn expertise een degelijk paard aanschaffen. En zo deden we het. Het duurde door de Mongoolse traagheid en liquiditeitsperikelen wat langer dan eerst gepland, maar twee dagen later stond ik geflankeerd met een lokale expert op de paardenmarkt. Hij selecteerde een aantal paarden die volgens hem het geld waard waren en raadde me voornamelijk één paard aan. Het was een kastanjebruin, jong en bijzonder krachtig dier en na een kort testritje was ik er al aan verknocht en kocht ik het.
Broer en gezin die hielpen met het tweede paard
Broer en gezin die hielpen met het tweede paard


Ik nam afscheid van de broer, beloofde dat hij het paard na afloop mocht overkopen en reed terug naar Sagsai. Het illustere landschap leek nu gekleurd in een gelukzalige drift. Ik reed solitair door de bergen, met een geestdrift die niet veel wilder kon worden, terug opgetild naar die oorspronkelijke droom. Een stem in extase en de aarde die simpelheid incarneerde: de hoeven tokkelden galopperend op het gruis. Beweging, met mij erin vervat, werd muziek: een aeolische ouverture. Een storm ontvouwde zich zonder ernst in de verte en de stem begon: ‘Riders on the storm, Riders on the storm, Into this house we’re born, Into this world we’re thrown, Like a dog without a bone, An actor out alone, Riders on the storm.

Na enkele uren stevig doordraven, kwam ik terug in Sagsai. Optimisme loont dan toch uiteindelijk, zelfs voor doorgeslagen romantici. Ik ging terug naar Bagra en haar familie, bedankte hun duizend maal en een filmische scène bloeide op tussen de gammele bebouwing: de grootvader maakte mijn paard klaar. Een avond brak al aan en het licht zakte verzwaard op het binnenpleintje. Hij trok de zadelriemen aan, rolde de teugels op, ondersteunde mij toen ik op het paard klauterde, alsof een oorlog in het land ontsnapt was en hij zijn gevecht aan mij doorgaf. De plechtigheid wurmde zich in onze blikken, met een laatste tchu namen we afscheid.
Een Mongoolse familie
Een Mongoolse familie


Vijfhonderd meter verder stonden Emil en Guillaume me op te wachten met de bagage. Ik toonde vol trots mijn nieuwe aanwinst en steeg af om de bagage op te zadelen. Emil en Guillaume hadden bij gebrek aan echte zadeltassen hun rugzakken reeds aan het zadel verknoopt. Emil had wel een paar kleine tassen gekregen van de grootvader en had de zwaarste spullen zoals water en potten saus erin weggestopt, zodat zijn eigenlijke bagage relatief licht en daarmee stabieler was. En dan, voor de tweede keer, ging alles teloor. Tavan Bogd vervloog nogmaals in een grimmige sensatie.

Ik heb al genoeg opgeschept over mijn nieuw paard, maar het had één grote lacune: het was totaal fobisch voor bagage. Dus zodra ik mijn spullen trachtte op te zadelen, werd het waanzinnig en begon het in het rond te stampen. Mijn tassen vielen ervan af en ik probeerde het opnieuw: hetzelfde herhaalde zich, maar nu kreeg ik het even stil, twee seconden, voor het schoppen weer werd hervat. Ik begon wat wanhopig te worden en vroeg de nomaden, die ook het vorige probleem ontmaskerd hadden, of ze konden helpen. Een van de nomaden probeerde de tassen aan te brengen, maar zelfs hij kreeg het onthutste dier niet onder controle. Hij zei wederom dat we met dat paard niet op zo'n tour konden gaan. Tavan Bogd no. Daar was het weer en nu leek het verdict nog definitiever dan de vorige keer. Frustratie wortelde zich in het hele tafereel: er was geen mogelijkheid dat we zijn advies zouden volgen: we moesten gaan. Guillaume protesteerde dat dit zijn laatste vakantie voor een lange tijd zou zijn en dat hij niet langer wilde wachten, maar ook Emil en ik wilden te graag in het avontuur duiken. En toen geschiedde het: ik probeerde mijn bagage er een keer te veel op te plaatsen, het paard sprong dol op en neer en op een bepaalde moment liet ik het touw los. Het arme dier stormde weg en als organische domino's werden de twee andere paarden met eenzelfde dolheid besmet. Alle drie raasden ze weg. Wij stonden, staarden, scholden, begonnen bijna tekenen van tranen te vertonen en zagen de paarden steeds verder verdwijnen.

De paarden vertraagden, leken te stoppen, maar stootten toen op een andere kudde die zich mee liet slepen in het verspreidende delirium. Met een nieuw ontstoken draaflust galoppeerden ze allemaal richting een rivier. Mijn bagage was er al vrij snel afgevallen: het waren loshangende zadeltassen die geen fysieke reden hadden om aan een stormend paard te blijven plakken. Guillaumes tas stoof ook in het stof. Het volle gewicht van zijn zakken was te zwaar voor het wild spurtende ritme en deed het zadel scheuren. Maar Emils rugzak bleef hangen. Die was zoals gezegd lichter en kon daarmee de koorden van het zadel niet losweken. En pas toen de paarden zich in de rivier wierpen, met het water dat zich er sleurend tegenaan gooide, knapten de zadelriemen. De rugzak loste voor eeuwig op in de koude stroom. Onze paarden kalmeerden en Emils paard maakte een ommetje, zodat het opeens vijftig meter verder aan de andere kant kalm grazend opdook. We vingen hen, of eerder: lieten hen vangen, maar Emil was alles kwijt. Geen reservekledij meer, geen slaapzak, geen tent, geen vuurtje, messen, ... Wat het ook was, Emil had het niet meer. Dus stopte daar ook het paardenverhaal, er was geen tocht meer, noch enige hoop op een tocht: het avontuur was met een koude slag weggespoeld. We verkochten de paarden en vertrokken naar China, omfloerst door een heel nieuw narratief dat in dezer dagen door het leven gaat als 'het truckverhaal', maar dat is misschien voor een andere keer.
Het transport terug naar Ulaanbaatar
Het transport terug naar Ulaanbaatar


Geschreven door Rutger Vandeweerdt

Heb je interesse in een reis naar Mongolië? We helpen je graag om deze reis naar jouw wens samen te stellen. Reisbureau Reisgraag.nl scoort een 9+ in reviews, we zijn lid van ANVR, SGR & Calamiteitenfonds en we hebben al meer dan 12,5 jaar ervaring. Vul hieronder jouw wensen in voor jouw vakantie naar Mongolië, dan sturen we je gratis een voorstel op maat.

Vertel ons uw vakantie wensen. Onze reisexperts geven u gratis en vrijblijvend reisadvies op maat.

 Aangesloten bij ANVR,SGR, Calamiteitenfonds
 9,6 in reviews
 Veel kennis en ervaring
 3.879 klanten gingen u voor

Uw gegevens

* = verplicht. Privacy beleid is van toepassing

Vakantieverhalen / reisverslagen

Gerelateerde artikelen