Edinburgh en de Schotse Hooglanden
Wij zijn naar Schotland geweest! Het land van de doedelzak, kilt, whisky en haggis! Edinburgh...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Hull
(Engeland)
, B. Melrose
(Schotland)
, C. Eyemouth
, D. Edinburgh
, E. Killiecrankie
, F. Kincraig
, G. Contin
, H. Dunnet Head
, I. Durness
, J. Isle of Skye
, K. Glencoe
, L. Hull
(Engeland)
Periode: juli 2003
Vervoer: Camper
Accommodatie: Camper
Na drie keer onze vakantie op IJsland te hebben doorgebracht, werd het nu tijd voor een andere vakantie bestemming. Noorwegen hadden we ook al van noord naar zuid doorkruist, dus we waren toe aan iets nieuws. We kozen voor het land waar spookrijden tot een nationale sport is verheven. Wat zeg ik! Het wordt aan alle kanten toegejuicht. Het lijkt wel of het hele systeem hieraan is aangepast. Het land staat vol vervallen forten, kastelen en kloosters. Alles wat in de eeuwen is opgebouwd is ook weer aan puin geschoten. Bovendien is het het land waar de mannen in rokken lopen, kortom Schotland.
De "pride of Rotterdam” vertrekt om 21:00 uur uit Rotterdam naar Hull. We zijn wat gewend van onze overtochten naar Noorwegen, en zijn dan ook erg verbaasd, als blijkt dat we niet in de rij hoeven te staan om in te checken. Om 17:30 hebben we de auto al aan boord, en onze handbagage in de hut. Dan om 21:00 uur vertrekt de "Pride of Rotterdam". Om 21:30 bezoeken we de bioscoop. We hebben gekozen voor “Johnny English”, een erg vermakelijke film. Als de film is afgelopen gaan we naar onze hut, om heerlijk te gaan slapen.
Om 08:00 uur rijden we de “Pride Of Rotterdam” alweer af, en het Engelse Hull binnen. Even moet ik wennen aan het links rijden, maar dat is makkelijker dan je zou verwachten. Vroeg in de middag arriveren we in Schotland. Als eerste bezienswaardigheid staat de abdij van Jedburg op het programma. Het is werkelijk prachtig weer, en de abdij baad dan ook in het zonlicht. We kopen voor 46 pond een pas die ons toegang gaat geven in meer dan 60 kastelen/ruïnes en of kloosters. Dit is makkelijker en goedkoper dan overal los entree te betalen. Ik maak wat foto’s, en nadat we er nog even rondgehangen hebben rijden we verder naar Dryburgh. Ook hier een pracht van een ruïne. Af en toe verdwijnt de zon heel even achter een wolk, maar nooit langer dan een paar minuten. De abdij ligt een beetje achteraf, en heeft een mooi bijgebouw. Een stukje verder komen we na een steile klim over een smal weggetje bij Scotts view. Vanaf hier hebben we een mooi uitzicht over de Eildon Hills.
We beginnen de dag met een rit naar Melrose. In dit plaatsje ligt een mooie ruïne van een abdij. Vanuit de toren hebben we een prachtig uitzicht over het oude kerkhof. We maken nog een korte wandeling door het mooie plaatsje. Het volgende op het programma is Ayton castle. Een uit rode stenen opgebouwd kasteel. De entree zou zo van een Efteling kasteel kunnen zijn. Voorbij de entree moeten we nog een mooie weg door een bos afleggen alvorens we bij het kasteel aankomen. De familie zit bij de hoofdingang gezellig onder een parasol te eten. De butler rent naar voren als hij ziet dat wij bijna door de hoofdingang naar binnen willen lopen. Hij leidt ons naar een zij-ingang, en verteld ons even te wachten op de gids die voor drie Pond per persoon een rondleiding geeft.
Drie Pond voor een rondleiding waarbij we door de zij ingang naar binnen moeten spreekt ons niet erg aan, dus gaan wij de lange weg terug naar de camper en vervolgen de weg naar Eyemouth. Hier ligt een klein vissershaventje. We hebben weer eens geluk. De festiviteiten rondom de een dag eerder gehouden verkiezingen van Miss Haring zijn nog in volle gang. Miss Haring is dan misschien wel al gekozen, maar de hoofdstraat staat vol met kermisattracties, en de haven is met wel 100 vlagjes versiert. Daarom rijden we al snel weer verder naar “Saint Abb's Head”. Hier wandelen we langs kliffen met meeuwen, alken, aalscholvers, en nog veel andere vogels waarvan we de naam niet kennen. Via mooie roggevelden, en velden vol met gele bloemetjes wandelen we terug naar de camper, en rijden verder richting het “John Muir Country Park”.
Maar omdat de dag alweer op zijn eind loopt doen we dat niet zonder een overnachting. Vanaf onze overnachtingsplek zien we in de verte “Bass Rock” beschenen worden door een waterig zonnetje.
We lopen een stuk langs het strand bij “John Muir Country”. Een redelijk strand, met veel meeuwen en zwanen. De rotsen zitten vol met kleine mosselen en schelpjes. Langs een van de vele schotse golfbanen lopen we terug naar de camper en rijden door naar de “Preston Watermolen”, een van de oudste nog werkende watermolens. Tenminste als je na 12 uur komt, anders is het gewoon gesloten. Even wachten is niet erg, maar het is nog maar net 10 uur geweest, dus gaan we verder naar “Tantalon Castle”. Een groot uit rood steen opgebouwd kasteel, of tenminste een ruïne. Vanaf het kasteel hebben we een mooi uitzicht op Bassrock. We zien duizenden meeuwen boven het door vogelpoep wit gekleurde eiland vliegen.
In “Tantalon Castle” huizen vele zwaluwen. Overal zijn nesten, en worden de jongen gevoerd. De gevangenis is nog ongeveer in de originele staat. Als je in die tijd in de gevangenis terecht kwam had je echt geen leven meer. Verschrikkelijk. Een heel dun raampje in een ruim 1 meter dikke muur zorgt voor een klein beetje licht. Het enige uitzicht vanuit het raampje is de lucht boven je. We rijden verder naar “Dirleton“ waar een mooie kasteelruïne staat, en enkele mooie oude huisjes. We bezoeken de ruïne, en de mooie tuin die erbij ligt.
We rijden al weer snel door naar Edinburgh. Omdat we rond de spits daar aankomen, rijden we via de ringweg naar het andere eind van Edinburgh, en parkeren bij de “Forth Road bridge” in South Queensferry. De brug gaat van North Queensferry naar South Queensferry. De oude spoorbrug is zeer imposant, en we lopen er even naar toe. Een geweldige hoeveelheid staal verbind hier de beide oevers. Omdat we morgen naar de stad Edinburgh willen gaan, en het nog redelijk vroeg is besluiten we de camping in Edinburgh te bezoeken. De camping ziet er aantrekkelijk uit en kost 20 pond voor een overnachting.
We gaan dan maar opzoek naar een alternatief. We komen bij een parkeerplaats aan de kust, en zien een smal pad welk leid naar een eilandje even verderop. Met laag water staat het pad droog, en we besluiten even te gaan wandelen. De zon staat al erg laag, en weerspiegelt mooi in het water. Weer terug bij de camper besluiten we weer terug te rijden naar de Forth Road Bridge, om daar te overnachten. De plaatselijke jeugd is op onze huidige locatie een beetje te baldadig naar onze zin. Terug bij de brug blijkt deze mooi verlicht te zijn. Natuurlijk moet ook dat op de foto worden vastgelegd. Even later kruipen we onder de wol, om te genieten van onze nachtrust.
Vanaf het station in Dalmeny nemen we de trein naar Edinburgh Wavery station. Geduldig verteld de beambte precies hoe en waar we moeten in- en uitstappen, wat de voordeligste kaartjes zijn, en welke tijden we het beste kunnen aanhouden. Hier kunnen ze in Nederland nog wat van leren. Als we op het perron zitten te wachten op de trein worden de verschillen al iets minder groot als we horen dat de trein acht minuten vertraging heeft. Maar acht minuten later zitten we dan toch in de trein. Een al wat oudere conductrice controleert de kaartjes, en heeft voor iedereen een vriendelijk woord over. Ook weer heel anders dan in ons thuisland.
In Edinburgh lopen we eerst naar het oude stadsgedeelte, "The Royal Mile". Veel oude panden en steegjes. Het straatbeeld wordt grotendeels gedomineerd door de vele sightseeing double dekker bussen. Halverwege staat zelfs Braveheart keurig in kilt en blauw geschminkt gezicht te collecteren voor het goede doel. We bezoeken de "Camera Obscura" waar veel aan prularia zoals hologrammen aan de muur hangen. Ook tal van gedateerde (maar wel leuke) lichtspelletjes, zijn hier te vinden. Op de vijfde verdieping bevind zich de uiteindelijke "Camera Obscura" en we krijgen hier een live projectie te zien van wat buiten in Edinburgh gebeurd.
We lopen verder naar Edinburgh Castle. Hier wordt druk gebouwd voor de Tattoo (Parade) die hier volgende week gehouden wordt, en hierdoor wordt het zicht op het kasteel geheel aan het oog onttrokken. Edinburgh castle is gewoon niet leuk, het is ontzettend druk, en het geeft in geen enkel opzicht een idee dat je je in het verleden bevindt. Wagens staan her en der geparkeerd, en overal staan moderne winkeltjes. Dit slaat werkelijk nergens op. Wat mij betreft is hier een monument vakkundig om zeep geholpen. (En dat voor 8,5 pond).
Een paar minuten later staan we dan ook weer in “The Royal Mile”. Deze lopen we helemaal af, en lopen dan een prachtig oud kerkhof op. Het kerkhof is erg mooi, maar alles ligt bezaaid met afval, achtergelaten door toeristen. Drie mannen zijn bezig de rotzooi op te ruimen. Op meer plaatsen in Schotland is het mij trouwens opgevallen dat het milieu hier niet zo belangrijk gevonden wordt. Op veel plaatsen zowel in als buiten de stad liggen bermen en perkjes bezaaid met lege flesjes, chips -en snoepzakjes. Het grootste afval was waarschijnlijk een wasmachine die in een sloot geparkeerd lag. We lopen even door “Princess Street” en het daarbij gelegen park. De moderne winkeltjes kunnen ons niet boeien, dus zakken we af naar het lager gelegen park. Na het drinken van een koel drankje gaan we terug naar het station, om een half uur later weer bij Dalmeny station te arriveren.
We rijden naar Duncald, waar we een bezoekje brengen aan een straatje met allemaal wit geschilderde 17e eeuwse huisjes die vreemd afsteken met het asfalt, en de vele glimmende moderne auto's. Aan het einde van deze weg staat een abdij waarvan de voorste helft nog in gebruik is, en het achterste gedeelte is vervallen tot een ruïne. Voor de ruïne ligt een prachtig bijgehouden park aan een brede rivier. Na Duncald gaan we naar het dichtbij gelegen Hermitage. Een kapelletje bij een mooie waterval. Het is een kleine wandeling door een bos met 55 meter hoge en erg dikke bomen. Een oud, met mos bedekt, bruggetje completeert het plaatje.
Dan staan de watervallen van Acharn op het programma. Langs een erg steil pad, waar we door de bijna 30 graden enorm zwetend en moe tegen op lopen komen we bij het gedeelte van de waterval waar je bij kunt komen. Een diep ravijn scheidt ons van het grootste en mooiste deel van de waterval. De dichte begroeiing ontneemt ons vrijwel het complete zicht op de waterval. Een stukje verderop kunnen we via houten brugjes en trapjes bij een paar kleine watervalletjes komen. De kleine watervalletje maken de klim toch de moeite waard. Ook het landschap er omheen, de groene weide met de volle bomen, de blauwe lucht met de witte wolken, maken de omgeving tot een fantastisch geheel. Een mooi parkeerterrein met picknickplaats lijkt ons wel geschikt om in ieder geval alvast te eten. Fout dus! Het terrein gaat gewoon om 18:00 uur op slot. Wij worden vriendelijk doch dringend verzocht een stukje verder te rijden.
Vanmorgen zijn we in Killiecrankie geweest. Hier ligt Soldiers Leap. Een vallei waar op het smalste stuk (5,5 meter) ooit een soldaat op de vlucht overheen is gesprongen. Als je er gaat kijken, lijkt dat wel haast onmogelijk. Toch schijnt het echt gebeurt te zijn. We lopen enkele kilometers door deze vallei, tot aan de watervallen van Linn of Tummel. Een bordje geeft aan dat er een omleiding in de wandelroute is. Hierdoor gaan we een mooi gedeelte van de wandeling missen. Maar ja, we blijven Nederlanders en vinden dus dat die omleiding voor ons niet van toepassing is. Na een kleine kilometer lopen is dan het pad met rode linten afgezet. Vanwege aardverschuivingen is het komende stuk gevaarlijk. We kijken op de kaart, en komen tot de conclusie dat het hier om een stuk van ongeveer 300 meter gaat.
En ja, we blijven Nederlanders. Dus we klimmen over de afzetting heen, en met de nodige voorzichtigheid vervolgen wij het pad. Natuurlijk zijn we opgelucht als we de 300 meter hebben afgelegd, ook al hebben wij niets gezien wat ook maar naar gevaar rook. Nog een stukje verderop liggen de watervallen waarvoor we de wandeling zijn gestart. Hier zijn net wat outdoor activiteiten gaande. Drie klanten met drie begeleiders springen gehesen in wet suites van 4 meter hoogte in het zwarte koude water. Schijnbaar zijn ze hier van te voren nog met kano’s de waterval afgevaren, maar dat hebben we dan net gemist. De watervallen zijn mooi, maar niet spectaculair.
In de middag rijden we naar Pitlochry. Eigenlijk gingen we voor de zalmtrap, maar die is weinig spectaculair. De zalmtrap bestaat uit een aantal betonnen bassins, die onder water middels een buis met elkaar zijn verbonden. Beneden is wel een raam in een van de bassins geplaatst zodat je de zalmen een beetje kunt volgen. Een bijna 1 meter groot exemplaar zwemt langs het raampje heen en weer, maar ziet het nog niet zitten om verder te gaan. De teller die langs het raampje hangt geeft aan dat dit jaar al 2880 zalmen gebruik gemaakt hebben van de trap. In het dorpje zelf is het enorm druk. Daarom gaan wij niet verder dan de plaatselijke supermarkt, waar na we de weg vervolgen naar Bruar.
Bij Bruar versterken we eerst de inwendige mens alvorens aan de wandeling naar de “Bruar watervallen” te beginnen. Het valt ons dan ook tegen dat de toegang ook hier is geblokkeerd. Vorige week vrijdag heeft hier een ongeluk plaatsgevonden, en de autoriteiten willen eerst een risico analyse uitvoeren alvorens de route weer open te stellen. Maar ja… Nederlanders hè. We klimmen dus over de versperring, en hebben het hele gebied voor ons zelf. Na een kwartiertje wandelen komen we bij de onderste brug, waar we een mooi zicht hebben op een kleine waterval. We vervolgen onze weg, en zien dan twee bossen bloemen staan ter nagedachtenis aan Jamie. Schijnbaar is Jamie hier op 11 juli verongelukt. Naast de bloemen gaapt een enorme diepte naar de bodem van de kloof.
We lopen verder, en komen al snel bij de tweede brug. Vanaf de brug kijken we enkele 10 tallen meters de diepte van de mooie kloof in. Aan de overkant van de kloof volgt dan weer de weg naar beneden. Na een half uurtje staan we weer aan de onderste brug, en weer een kwartier later zijn we terug bij de camper. We vinden een overnachtingsplaats aan een klein kabbelend beekje tussen de mooie groene weilanden. Dit klink mooier dan het is, want de daarzen (van die steekvliegen) dwingen ons al snel de camper in.
Vanmorgen zijn we in het Highland Wildlife Park bij Kincraig geweest. Wat als eerste opvalt bij een schotse attractie is de vriendelijkheid van het personeel. De al wat oudere man in het loket had duidelijk plezier in zijn werk, en nam voor alle bezoekers ruim de tijd om foldermateriaal in de taal naar keuze, en uitleg te geven. Hij hing half uit zijn loket om goed verstaanbaar te zijn. Het eerste gedeelte was een rondrit tussen buffels, bizons, herten en Przewalski paarden. Het tweede gedeelte ging te voet, en in speciaal ingerichte stukjes bos waren kooien geplaatst met marters, uilen, lynxen etc... Als je geluk had kon je af en toe nog wel eens een van de kooibewoners ontdekken, maar de meeste kooien leken angstvallig leeg. Het volgende onderdeel van onze reis is het Glenmore Forest park. Bij aankomst hangt er een bijzonder donkere lucht. De toppen van de bergen zijn al helemaal omsloten door wolken. De wandeling wordt dus uitgesteld in de hoop dat het weer morgen wat beter is. Gelukkig zijn de wolken wel erg mooi om naar te kijken.
Vandaag dus maar de wandeling naar het groene meer in het Glenmore Forest park. De wandeling voert door een mooi bos met monumentaal mooie bomen van soms wel meer dan 300 jaar oud. Een oude boom ligt met zijn wortels omhoog en omklemd hiermee enkele grote stenen die misschien al enkele honderden jaren in zijn houtgreep zitten. Na een 45 minuten komen we bij het groene meer. Het water staat erg laag. Het is een mooi meer. De bodem ligt vol met oude dode bomen, en enkele grote stenen. Het water is erg helder, en als je over het meer heen kijkt is het inderdaad groen. Na een tijdje vervolgen we onze route die langzaam terug leidt naar onze camper. Ook de weg terug is zeker de moeite waard.
Terug bij de camper drinken we even koffie, en als wij binnen zitten horen we een ongeveer 6 jarig meisje tegen papa zeggen "Daddy, can we get one of those" terwijl ze naar onze camper wijst. Onze camper blijkt dan ook een bijzonderheid te zijn in Schotland. Het volgende op de route zijn de Clava Cairns. Een aantal grote steencirkels met enkele grafheuvels. De Cairns zijn niet makkelijk te vinden, maar na twee keer verkeerd te zijn gereden komen we uiteindelijk op de plaats van bestemming. Als we er net zijn barst een geweldige bui los. Gelukkig staan hier enkele natuurlijke paraplu’s in de vorm van bomen die ons goed droog houden. Ondanks de redelijk afgelegen locatie is het hier best druk. De inhoud van een volle toeristen bus krijgt hier een rondleiding. Wij wachten even af tot de grote mensenmassa weer door de bus is opgeslokt, en kijken dan zelf even rond.
Onze eerste wandeling vandaag was bij de Rogie Falls bij Contin. Een paar erg mooie watervallen met daarlangs nog een zalmtrap. Voor het eerst zien we hier ook daadwerkelijk zalmen springen. We rijden door naar Berriedale. Ondanks het bordje “private road” beweert de dame die in de kroeg werkt dat we best wel kunnen parkeren in de eerste straat. In ieder geval legt niemand ons een strobreed in de weg als we de straat in rijden en onze camper parkeren. We lopen langs enkele oude vervallen huisjes en dan naar de kliffen, waar papegaaiduikers moeten zitten. Eerst moeten we een riviertje oversteken over een wel heel wankel hangbruggetje. We deinen flink op en neer bij elke stap die we zetten. We lopen een stukje langs het strand, en vervolgens over enkele rotsen die een klein stukje boven water uitsteken We zijn al gewaarschuwd voor het opkomende tij omdat het hoge water ons de weg terug af kan snijden. Her en der zit inderdaad een verdwaalde papegaaiduiker.
Terug bij het strand loopt een wat oudere man een stukje het heldere zeewater in. Een flink aantal vogels zit op een rots net een klein stukje uit de kust. Dan gaan we weer terug over het brugje. Een paar zalmen komen vanuit de zee, en proberen hier tegen de stroom de rivier op te zwemmen, daarbij af en toe opspringend uit het water. Maar het water staat door de aanhoudende droogte te laag zodat het bij pogingen blijft. We gaan verder naar John 'o Groats. De naam is afgeleid van de Nederlandse naam Jan de Groot die een veerdienst tussen deze plaats en Orkeny zou hebben onderhouden. John ‘O Groats is het toeristische noorden van het Britse vaste land. Het echte noordelijkste punt van Schotland is Dunnet Head.
We zetten de wandeling in naar Stack of Duncansby. Twee piramides die uit het water steken waarvan de hoogste ruim 90 meter hoog is. Langs hoge kliffen, bewoond door duizenden meeuwen, alken en enkele papegaaiduikers vinden we de piramides. Zo met die ondergaande zon ziet het er allemaal erg mooi en warm uit. We blijven hier even hangen alvorens en slaapplaats te gaan zoeken. Die vinden we uiteindelijk enkele kilometers verderop. Uitzicht op zee, en op een kolonie zeehonden, die wel zeer luidruchtig is. De hele avond horen we met tussenpozen het gebrul en gehuil van de beesten. Vanwege de duizenden muggen moeten we al snel naar binnen vluchten. Ze zitten werkelijk overal, en hoe klein ze ook zijn, ik denk ongeveer 1,5 mm hun steken zijn enorm irritant. De zeehonden liggen te ver weg voor een mooie foto, en door de rotsen die helemaal zijn bekleed met zeewier ook totaal onbereikbaar. We trekken de deur achter ons dicht, en storten ons vol overgave op "De kolonisten van Catan".
Gedurende ons ontbijt genieten we nog steeds van het gehuil van de zeehonden. De muggen zijn verdwenen, dus hebben wij weer vrij spel. Vandaag gaan we naar Dunnet Head. Dit is het echte noordelijkste gedeelte van het vaste land. Schotland is trouwens echt een land van hekjes, waarschuwingsbordjes, muurtjes, verboden toegang, private en zo meer. Ook hier staat ruim om de vuurtoren een hek, en een paar bordjes private. Bij de kliffen staat een hek, met daarop bordjes "Danger hanging cliffs”. Als je dan IJsland gewend bent, of een van de andere Scandinavische landen, waar er gewoon vanuit gegaan wordt dat je zelf oplet, en je eigen verantwoordelijkheid neemt, stoort dit toch wel.
Maar goed, je mag hier dus enkel buiten de hekjes rondwandelen, en we hebben het dan ook al weer snel gezien. We vervolgen de weg en pauzeren af en toe om een van de award winning beaches te bezoeken. De meeste strandjes hier in het noorden hebben ergens wel een prijs mee gewonnen. Het zijn dan ook vaak goudgele verlaten stranden met enorm helder water. De weg is al enkele kilometers erg smal. Om de paar honderd meter zijn kleine inhammen om tegemoetkomend verkeer te kunnen laten passeren. Iedere keer volgt hetzelfde ritueel. Wij stoppen, maar onze geachte tegenligger staat ook al stil en knippert met zijn lampen. Tegen zoveel beleefdheid kunnen wij niet op, en dus rijden we dan maar weer aan, om op het moment van passeren vriendelijk te worden toegezwaaid door de wachtende automobilist.
Nee, dan moet je een Schot achter je hebben. Bumperkleven is volgens mij een Schotse uitvinding. Schotten zijn zuinig, en misschien verwachten ze in de zucht van een andere auto minder brandstof te verbruiken. Vaak rijden ze zo dicht op je bumper dat tegemoetkomend verkeer haast de indruk moet hebben dat wij met een aanhanger rijden. Als er dan even plaats komt, scheurt de Schot in kwestie met een noodgang voorbij om in enkele ogenblikken uit het zicht te verdwijnen. Als je de mogelijkheid hebt ze door te laten, door even op een “passing place” te stoppen is, wederom dankbaarheid je deel. Eerst wordt er gezwaaid, dan geclaxonneerd, en vervolgens lichten even de remlichten gevolgd door de richtingaanwijzer op. We hebben er zojuist weer een vriend bij gekregen.
De route wordt steeds mooier, en spectaculairder. De bergen worden hoger, en de weg slingert zich hier tussen door. Er zitten flinke afdalingen van wel 15% bij, zodat we in een lage versnelling moeten rijden. Het uitzicht is hier schitterend, al wordt dat laatste vaak verstoord door de plotselinge hoosbuien waarmee onze ruitenwissers zelfs in turbostand moeite hebben. Dan komen we aan bij Smoo cave. Hier zijn drie grotten, waar van je de eerste twee kunt bereiken. De derde kan enkel per boot, en met een speciale uitrusting verkent worden. Vanwege de regen die de afgelopen 2 dagen is gevallen, is de derde grot onbereikbaar. In de tweede grot, waar zich een kleine waterval hoort te bevinden, komt het water nu met donderend geraas naar beneden. De tweede grot is helemaal gevuld met het opspattende nevel van de waterval. In enkele ogenblikken zijn we dan ook drijfnat.
Inmiddels regent het buiten de grot ook, zodat we nog verder doorweekt raken. Een stukje verder naar boven langs de route zien we waar al dat watergeweld vandaan komt. Boven stort een flinke hoeveelheid water in een gapend gat. Dit alles te hebben aanschouwd, gaat de route naar Balnakeil. Ook hier is weer een prachtig strand. Een wandelroute brengt ons naar enkele mooie maar niet spectaculaire kliffen met vele paarse, gele, witte en lila bloemetjes. Op een rots die uit zee steekt zouden papegaaiduikers moeten zitten. Zelfs met een verrekijker zou je de vogels op deze rots niet zien. Enkele zitten onder de klif aan de kust waar wij ook zijn, en enkele tientallen zwemmen in het water, ongeveer 50 meter onder ons. Zoals ik al zei, niet spectaculair, maar wel de moeite van een bezoek waard. Later die avond genieten we nog van een mooie zonsondergang.
Ook koeien hebben ontspanning nodig. Om bij te komen van alle stress welke grazen en herkauwen met zich meebrengt lagen de dames vanmorgen massaal aan het strand. Een mooi ochtendzonnetje zorgde ervoor dat de dames al redelijk op kleur waren toen wij ontwaakten. Na ons ontbijt zetten wij koers richting Kylesku voor het bezichtigen van de Eas a’Choul Aluinn waterval. Met zijn 205 meter de hoogste van het Verenigd Koninkrijk. Maar we reden eerst even terug naar de Smoo Cave in Durness, om nog eens te gaan kijken naar de waterval. Het water was vannacht flink gezakt, waardoor we naar het water geweld konden kijken. Ook was het nu mogelijk een paar foto's te maken. In tegenstelling tot gisteren was het nog erg rustig in de grot. Het was ook nog redelijk vroeg, waardoor we de grot helemaal voor ons zelf hadden.
Dan gaat de rit naar de waterval Eas a’Choul Aluinn. Deze waterval is enkel via een bootje te bereiken. De boot zal 11:00 uur vertrekken. Tien minuten eerder staan wij op de kade. Net op tijd om kaartjes te kopen, en de juiste kleding aan te trekken. De kapitein van de boot had duidelijk zijn roeping gemist. Met veel humor stelde hij zich voor, legde de regels uit voor wat te doen in geval van nood, en wanneer we in paniek mochten raken. Alleen zijn optreden was eigenlijk het geld al waard. Op het moment dat de boot vertrok begon het te regenen. We waren goed voorbereid, dus met regenbroek en idem jas redden wij ons uitstekend. We hadden wel medelijden met de passagiers die enkel een broek en trui droegen. De eerste stop die we maakten was bij een kleine groep zeehonden. Op slechts 10 meter afstand gaapten de nieuwsgierige dieren elkaar aan. Wij op de boot, de zeehonden op de rotsen. Nog enkele keren werd gestopt bij zeehonden, of een enkele verdwaalde aalscholver. Ook de mossels die met honderden tegen de rotsen zaten werden niet vergeten.
Uiteindelijk stopte we een mijl voor de Eas a’Choul Aluinn waterval. Dichterbij kon de boot niet komen, en dus moesten we van afstand de waterval bekijken. De terugweg naar de haven gingen we zigzag, niet omdat de kapitein dronken is, maar omdat de kinderen mochten sturen. Eenmaal terug aan wal vervolgen we onze weg naar Stoer. We willen via de b869. Het is een erge smalle weg met veel klimmen en dalen. Alles gaat goed tot ik een bord zie met “helling 25%”. Omdat ik denk dat onze camperunit bij zo een helling wel eens achter zou kunnen blijven, besluiten we om te draaien en de alternatieve route te nemen. Na een kleine 200 meter zie ik een bord staan met daarop “helling 25%”. Blijkbaar hebben we net al zo'n helling gehad, en ging dat probleemloos. Maar omdat draaien op de weg moeilijk is, en de alternatieve route niet echt om is, blijven we deze toch maar volgen.
Via die andere route komen we bij "The Old Man of Stoer" of tenminste bij het beginpunt van de wandeling er naar toe. Een drie kilometer lange wandeling langs de kust, maar doordat je bijna constant klimt, doe je er wel een uur over. In de verte zien we de rots al liggen. Het ziet eruit als een idioot klein pilaartje, waarvoor we niet helemaal hier naar toe hadden hoeven te komen. Echter wanneer we dichterbij komen blijkt de rots toch groter dan we dachten. Toevallig zijn twee klimmers bezig de rots te beklimmen. Hierdoor zien we ook beter hoe groot de rots eigenlijk is. We lopen ook nog een stukje verder naar een uitzichtpunt. Daar zit een schots gezin te genieten van het uitzicht. De meeste Schotten zijn erg trots op hun land. Hij vertelt dan ook honderd uit over hoe mooi hij zijn land vind. We lopen terug naar de camper en vinden al snel een mooie plaats voor de nacht.
Lael Forest Garden, een klein bos met heel veel verschillende geïmporteerde bomen. Enkele wandelpaden voeren er doorheen. Tijdens de wandeling begint het te regenen, en het ziet er uit als een hele dag regen. Er staan enkele erg imposante bomen. Helaas hebben we mede door de regen het een en ander snel gezien en rijden verder. De volgende stop is de Corrieshalloch gorge. Een kloof met een waterval. Een klein uitkijk platform waar slechts 2 personen tegelijkertijd op mogen hangt 60 meter boven het zwarte kolkende water in de kloof. Toch wel hoog. Een 250 meter verderop is een hangbrug. Aan het begin van de brug hangt een bordje waarop in verschillende talen staat geschreven "Maximaal 6 personen op de brug" Er onder staat in kleine letters bijgeschreven "or one fat American'. De brug deint behoorlijk op en neer, en dan staan wij er nog maar met zijn tweeën op. Toch maakt de brug een stabiele indruk. Dan blijkt tot onze schrik een volle bus toeristen te zijn losgelaten. Met een behoorlijk aantal bestormen zij de brug, zodat wij besluiten een stukje verderop te wachten tot ze hun 10 minuten bezichtigingstijd hebben opgebruikt. Bij de Ardessie Falls vinden we een plaats om te overnachten. Ondanks het slechte weer hebben we vandaag veel mooie dingen gezien.
Vandaag gaan we veel rijden. Af en toe stoppen we bij een oud kerkhofje, of een klein watervalletje. We draaien even af bij de Victoria Falls. Ook hier komt na een paar minuten een volle buslading Italianen aangesneld om hun 10 minuten bezichtigingstijd zo optimaal mogelijk te benutten. Als een bende mieren lopen en roepen ze om en door elkaar heen, maken foto's van de waterval, hun man/vrouw voor de waterval, filmen de waterval van boven naar onder, en visa versa, om vervolgens weer met zijn allen terug naar de bus te rennen. We rijden verder, en zien een afslag naar een ruïne ongeveer drie mijl verderop. Omdat we vandaag nog niet heel veel gezien hebben draaien we af. De ruïne is niet erg groot, en de binnenplaats is door de plaatselijke schapen veelvuldig gebruikt als openbaar toilet. Er is wel een leuk doorkijkje naar een paar zeilbootjes die hier voor anker liggen.
Na een tijdje rijden we de drie mijl weer terug naar de hoofdweg om onze weg te vervolgen. We rijden al een kleine tien mijl langs een meer, als ik op een paar honderd meter afstand de kleine ruïne weer zie staan. Een brug van een paar honderd meter of een ferry had ons ruim tien mijl rijden kunnen besparen. Even verderop staat een bord dat de weg aangeeft naar het plaatsje “Strome Ferry”. Ik denk net "zie je wel, een ferry" als ik met kleine letters onder de plaatsnaam tussen haakjes zie staan (No ferry).
We rijden verder over een weg door het Torridon gebergte, waar het erg mooi is. Door het wisselende weer, is het niet de moeite om te stoppen, maar bij zonnig weer zou een wandeling heel mooi zijn geweest. We stoppen bij Eilean Donan Castle. Ik geloof het meest gefotografeerde kasteel van Schotland, en ik doe daar vrolijk aan mee. Omdat het kasteel in de avond altijd wordt verlicht blijven we hier overnachten (ook al mag dat eigenlijk niet). Als het bijna donker is zet ik mijn camera op statief, en schiet enkele plaatjes. De vele mugjes komen ook naar het kasteel kijken, en laten zich, net als mij, niet verjagen door de inmiddels vallende regen. De camera wordt beschermd door mijn paraplu en op die manier kan ik toch enkele malen het kasteel op de gevoelige plaat vastleggen. Dan verdwijn ik onder de dekens om in slaap te vallen bij het zachte getik van de regen op het dak van de camper.
In de ochtend, als er nog flarden mist boven het water en in de bergen hangt, ziet het kasteel er een stuk mistroostiger uit. We gaan richting Isle of Skye. Onderweg stoppen we bij een oud vervallen kerkhofje en een mooie waterval. We willen ook gaan kijken naar een berg die in de boekjes omschreven staat als de meest gefotografeerde berg van Schotland. Jammer voor ons, maar de laaghangende bewolking ontneemt ons het complete zicht op wat voor berg dan ook. We bewaren deze berg dan maar voor de terugweg, omdat we hier dan toch weer langs komen.
Maar nu geven we gas richting Portree. Een echt toeristenstadje met fel bont gekleurde huisjes. Ook hier is veel bedrijvigheid van voornamelijk toeristen. Ook wij wandelen door het stadje om alles eens goed te bekijken. We lopen een oud kerkje in, en lopen een keer rond over het oude kerkhofje. De plaatselijke VVV is gevestigd in een voormalige gevangenis. Dan gaat de tocht verder naar "The old man of Storr", een 53 meter hoge rotspunt die zo schuin staat dat je je afvraagt waarom deze niet omvalt.
Het eerste stuk van de wandeling gaat door een donker bos, waar ondanks de felle zon, geen straaltje zonlicht de grond raakt. Bomen waar nog enigszins licht opvalt staan vol met helder groen mos. De wandeling naar "The old man of Storr" duurt ongeveer 45 minuten waarbij we alleen maar klimmen. Dan staan we voor een schapenhekje waar we doorheen moeten. De doorgang is zo smal dat de rugzak en camera tas af moeten. Een beetje forse man of vrouw vind hier volgens mij zijn/haar Waterloo en zal of moeten gaan klimmen, of omdraaien. Dan staan we nog ongeveer 100 meter onder de rots. Natuurlijk willen we graag helemaal naar de rots, maar het pad is hier zo steil en glad dat het niet echt verantwoord lijkt. Bovendien zien we een paar mensen bij de rots staan die proberen op handen en voeten weer naar beneden te komen. We besluiten dat we de rots vanaf hier ook wel mooi vinden. Een stukje verderop genieten we van een mooi uitzicht alvorens weer ongeveer 45 minuten naar beneden te lopen.
Vandaag was niet mijn beste dag, ook al begon hij vrij goed. We stoppen bij Kiltrock. Een steile klif die veel weg heeft van een schotse rok. Vanaf een platform hebben we een mooi uitzicht op een waterval die hier een 50 meter naar beneden de zee in stroomt. Door de wolken komt af en toe de zon tevoorschijn, en een paar minuten later staan we in de volle zon. Het hek dat er voor moet zorgen dat we niet het water achterna gaan wordt door de wind bespeeld. Dan gaan we voor een wandeling. Een mooie weg leidt ons naar de Quiraing, waarvan de uitsteeksels bizarre vormen hebben. Vanuit hier loopt een vrij gemakkelijk pad naar de steile rotswanden.
Het is niet erg koud, maar als de wind opsteekt en de zon achter de wolken verdwijnt koelt het hard af tot misschien maar een graad of 10, al voelt het zelfs kouder. Toch komen we mensen tegen die met een korte broek en een blouse met korte mouwen de wandeling trotseren. (Wij lopen met lange broek, trui en jas en hebben het zelfs dan niet echt warm). Na een uurtje hebben we ons einddoel bereikt, en hebben een mooi zicht op de loodrechte hoge kliffen. We draaien om, en lopen terug. Na ongeveer een 20 minuten schuif ik uit. Ik kan me nog net staande houden, maar ik voel mijn rug en schouders geheel verkrampen. Ook mijn nek begint stijf te worden. Gedurende de rest van de wandeling voel ik hoofdpijn opkomen. Bij de auto neem ik een paracetamol, maar het wil niet echt zakken.
Dan gaan we een stuk rijden. We slaan af bij de weg die naar Kylerhea en Otterhaven leid. We weten nog niet wat we hier kunnen verwachten, maar Otterhaven klinkt wel leuk. We rijden over een single track road door een mooi landschap. De weg daalt erg steil naar beneden, en dan staan we bij Otterhaven. Een wandeling van een kleine mijl voert ons naar een schuilhut. Van hieruit zien we in een half uur tijd een viertal zeehonden, twee otters en twee grijze reigers. Verderop zitten een aantal aalscholvers en meeuwen. We lopen terug naar onze auto, als de hoofdpijn en schouderpijn weer hevig komt opzetten. Bij de camper neem ik weer een paracetamol, en we rijden een paar kilometer verder voor een vroege overnachting. Met nog een paracetamol val ik vroeg in slaap, maar niet voordat ik even heb genoten van een prachtige rode zonsondergang.
Als ik wakker word is de hoofdpijn weg. Mijn schouders en rug protesteren nog enigszins, dus vandaag maken we er maar een rustig dagje van. Als ik de gordijnen opentrek zie ik de mooiste en helderste regenboog die ik ooit gezien heb. We rijden verder, en rijden van Skye af. Net over de brug stoppen we bij de toeristen informatie. Buiten vormt een regenboog een mooi geheel met de brug die naar en van de Isle of Skye leid. Maar goed, we moeten weer verder en rijden naar Fort William. Vlak voor Fort William slaan we af naar The Neptunus Staircase. Een sluis die in acht stappen een hoogteverschil van twintig meter overbrugd. Als wij er aankomen gaat net een schip de eerste sluis in. Wij gaan eerst even eten, en als wij terugkomen na een klein half uur is het schip halfweg.
We volgen het schip door twee sluizen, en hebben het dan wel weer gezien. Het volgende op onze route is het Glenfinnan viaduct. Volgens de boekjes erg fotogeniek, dus voor ons een reden het te bezoeken. Het is inderdaad een mooi viaduct. Een korte wandelroute brengt ons er naar toe. We lopen even langs het viaduct af, en maken enkele foto’s om vervolgens weer richting Fort William te rijden. Het plaatsje ziet er uit als elk ander, dus rijden we er alleen maar doorheen, om te stoppen bij de Glen Nevis vallei. Vanaf hier zouden we een mooie wandeling kunnen maken naar een vrij hoge waterval. De wandeling begint vanaf het tweede parkeerterrein.
Helaas kunnen we met onze auto niet verder dan tot het eerste parkeerterrein komen bij de Lower Falls. Net voorbij de watervallen staat een bord dat de maximale breedte die is toegestaan voor het verkeer zeven voet is. Even snel rekenen, een voet is ongeveer dertig centimeter, zeven voet is dus twee meter tien. Onze auto is dus een 8 centimeter te breed. We blijven dus maar bij Lower Falls, en zoeken een plekje in de buurt voor de nacht. Trouwens, erg consequent zijn die Schotten niet.
We passeren vandaag verschillende borden die aangeven hoe gevaarlijk de route hier is, dat je goede schoenen moet dragen, dat je iemand moet vertellen wat je planning is, en dat je geen waardevolle zaken in de auto moet achterlaten. Omdat wij niet echt gaan klimmen voldoen wij niet aan alle voorwaarden, maar we durven de tocht toch wel aan. Inderdaad is het hier en daar behoorlijk steil, en glad. Maar met een beetje beleid heb je niet het idee grote risico's te nemen. We lopen langs een diepe kloof, met onderin snel stromend water, kleine watervalletjes waarvan de kanten begroeid zijn met varens, en verschillende bomen die op hun beurt weer begroeid zijn met een dikke laag mos. Het pad is nogal rotsachtig
Na een vijfenveertig minuten komen we bij een brug die bestaat uit drie touwen. Twee om je aan vast te houden, en een voor je voeten. We steken deze brug over, en komen zo aan de voet van de mooie Steall waterval. Hier zijn ook veel varens en mossen. We gaan weer terug naar de brug, en steken deze weer over. Dan lopen we verder naar een ruïne. Dit blijkt de ruïne van een oude herderswoning. Veel is er niet van over, maar ja..... het is dan ook een ruïne. We wandelen terug naar de auto, en rijden naar Fort William voor de dagelijkse boodschappen en de diesel. Dan verlaten we Fort William zo snel mogelijk. Het is hier hartstikke druk, en het dorpje zelf heeft ons niets te bieden.
Vele kilometers later stoppen we bij Glencoe. Hier ligt “de verborgen vallei”. Volgens de boekjes vind je hier op de parkeerplaatsen regelmatig doedelzak spelers, en inderdaad zien we in de verte iemand die voldoet aan die beschrijving. Het klinkt misschien niet allemaal echt zuiver, maar een Schot in traditionele kleding zie je niet elke dag en dus zetten we hem even op de foto.
We beginnen de wandeling richting de verborgen vallei, en moeten al snel een houten brugje over een riviertje oversteken. De tocht gaat over een rotsachtig paadje naar boven, en al snel zien we een mooie sprookjesachtige waterval. Het leek er de hele dag al op dat het zou gaan regenen, en nu is het dan zover. De verborgen vallei blijft voor ons verborgen, en wij dalen weer af naar onze auto. Als we net terug zijn komt de regen even met bakken uit de hemel. We rijden een stukje door om de hoofdweg te verlaten en een plaatsje voor de nacht te bemachtigen. Uiteindelijk vinden we een plaatsje in een zijweg langs een klein riviertje. Buiten is alles grijs, en langzaam wordt het zwart.
Buiten regent het. Vandaag is het helemaal grijs, en hangt alles in de mist. Buiten het raam dansen duizenden mugjes. Gelukkig komen ze niet binnen, maar we hebben wel een ontsnappingsplan nodig. Als de achterdeur van de camper iets te lang open staat zullen de muggen de kans schoon zien onze camper te bestormen. Het ziet er dus naar uit dat ik me als vrijwilliger meld om uit de camper te springen en een sprint te trekken naar de auto. Ans trekt dan snel de deur dicht. Ik spring dus uit de camper, gooi de deur dicht terwijl Ans met een grote handdoek de mugjes probeert buiten te houden. Al snel zit ik van boven tot onder vol met die krengen.
Voordat ik kan wegrijden moet ik de trap die toegang tot de camper geeft inklappen. In een grote boog snel ik naar de autodeur, haal de deur van het slot en haast me de auto in. Vele van de mugjes hebben het tot in de cabine kunnen halen. Ik start de motor van de auto, met de ene, terwijl ik de mugjes uit mijn gezicht wrijf, met de andere hand. Een kilometer verderop stop ik de auto, en kan ook Ans uit de camper komen en in de auto stappen. Ook hier zitten nog veel muggen, maar niet zoveel als waar we overnacht hebben. Met de ramen open om de muggen uit de auto te laten waaien rijden we verder. Veilig voor de muggen, maar nu geplaagd door de andere Schotse plaag namelijk regen, rijden we verder.
Onze eerste stop is bij de begraafplaats van Rob Roy Mcgregor. De schotse Robin Hood. De begraafplaats is helemaal in stijl, oud en vervallen. Het is alleen jammer dat om de graven van Rob Roy, zijn vrouw Helen en hun kinderen een extra versiering is geplaatst in de vorm van een ijzeren hek. Dit past absoluut niet bij de rest. We vervolgen onze weg en stoppen bij het Queen Elizabeth forest. Een heel mooi oud bos met veel bemoste bomen, en een mooie waterval. We bezoeken nog even het Dumbarton Castle. Een mooi kasteel, maar met het weer van vandaag erg mistroostig. We zoeken een overnachtingsplaats, en vinden het voor vandaag wel weer mooi geweest.
Het zoeken naar een plek voor de nacht was niet meegevallen. Uiteindelijk vonden we iets wat voor "camping" door moest gaan vlak langs een redelijk drukke weg. We waren door het drukke verkeer al weer vroeg wakker. We ontbijten dus ook vroeg, en gaan dan weer snel op pad. We rijden naar de Crossraguel abbey. De abbey ligt in een mooi landschap. Misschien is het landschap zelfs meer de moeite waard dan de abbey. Dan gaat de rit naar het Galloway forest park. We volgen hier een wandeling door een mooi oud bos, met vele bemoste bomen, paddestoelen, kleine stenen muurtjes, en we struikelen bijna over een kikker.
We zijn alweer zo’n beetje op de terugweg naar de camper als ik op nog geen vijf meter afstand een aalscholver zie zitten op de bovenkant van een afgebroken boom. Het beest heeft ons in het begin niet eens in de gaten. Dan ziet hij ons. Even nog twijfelt hij om vervolgens zijn vleugels uit te slaan en het hazenpad te nemen. We hebben de tijd dat we de aalscholver konden aanschouwen nauwkeurig kunnen klokken. Hij blijft “de tijd die je nodig hebt om je camera paraat te hebben min 2 seconden” zitten. Oké, geen foto, maar wel het mooiste gedeelte van de wandeling. De rest van de wandeling houd ik mijn camera paraat, maar de vogel is gevlogen.
We rijden weer een stuk verder naar het zuiden, en vinden in een klein doodlopend weggetje een mooie overnachtingsplaats. Als we een uurtje staan komt de eigenaar van de boerderij even verderop langs met zijn tractor. We vragen nog even toestemming om daar te blijven, en hij vindt dat geen probleem. We mogen zelfs op zijn erf gaan staan als we willen, maar we staan hier eigenlijk wel goed.
Dan zie ik een tweehonderd meter verderop een koe staan. Bertha zullen we maar zeggen. Bertha staat aan de verkeerde kant van het hek, dat wil zeggen op straat. Ik vertel het aan de boer, en hij zegt dat dit zijn meest sportieve koe is. Bertha kan namelijk als enige uit zijn hele kudde over het hek heen springen. Hij probeert met zijn tractor Bertha weer terug de wei in te jagen, maar Bertha is de boer keer op keer te snel af. De boer heeft nog een afspraak, en omdat de Bertha schijnbaar nooit ver weg loopt, besluit hij het later nog eens te proberen. Een half uur later komt een vrachtwagen claxonnerend onze kant in, met voorop Bertha. Vlak voor onze camper gaat Bertha voor de vrachtwagen opzij. Daar sta ik dan, oog in oog met Bertha. Ik waan mijzelf even John Wayne. Ik zet het hek van de wei open, en alsof ik nooit anders gedaan heb dirigeer ik Bertha het hek door. Achter Bertha sluit ik het hek. De koe is gevangen. Yihaaaa......
Dan nog het moeilijkste stuk. deze wei is redelijk groot en wordt als hooi opslag gebruikt. Bertha zou wel willen, maar mag hier niet blijven. Ik loop door de wei, en zet het andere hek open dat toegang geeft naar de wei waar Bertha's vriendinnen al vol verwachting op wat gaat komen staan te kijken. Bertha verschanst zich tactisch achter een paar hooibalen, maar uiteindelijk blijkt ze niet opgewassen tegen John (Gerry) Wayne, en kan ik het hek achter Bertha sluiten. Yihaaaa.....
We vertrekken weer om de Sweetheart Abbey te bezichtigen. We hebben net een 250 meter gereden, en wie staat daar in de berm op haar gemak de bloemetjes te verorberen? Juist, Bertha. Omdat ik het idee heb dat het geen zin heeft om weer John Wayne te spelen rijden we Bertha voorbij. Yihaaa..... Een zestig kilometer verderop staan we bij de ruïne van Sweetheart Abbey. Een hele mooie ruïne met in het centrum een onecht groen mooi gemaaid stuk gras waar de Arena jaloers op kan zijn. Even verderop bezoeken we een oude watermolen, en dan is het weer tijd om verder te rijden.
Nadat we even wat gegeten hebben besluiten we alvast richting Hull te gaan rijden. Het weer is slechter geworden, en eigenlijk hebben we alles gezien wat we wilden zien. We hebben al enkele kilometers gereden, als we van gedachten veranderen. Op de kaart staat een stukje uit de route het Caerverlock castle, en in de buurt een wildlife park. Als we aankomen bij het kasteel valt de regen met bakken uit de hemel. Dit tezamen met windkracht 10 doet ons vermoeden dat dit het slechtste plan was gedurende onze vakantie... Het tegendeel blijkt. De ruïne van de abdij is erg mooi. De muren zijn groen uitgeslagen, en de mooie rondingen van de haarden, en de versieringen van de muren zien er nog goed uit. Bovendien sta je in de ruïne bijna overal uit de wind, en zonder die wind valt ook de regen erg mee.
Had ik al verteld dat Schotten over het algemeen aardige mensen zijn. Die wij gesproken hebben in ieder geval wel. Overal een vriendelijke lach, en beleefd antwoord op al onze vragen. Ook de man bij het Caerlaverock castle mag zich in het rijtje van aardige Schotten voegen. Aan onze tongval hoort hij meteen dat wij Nederlanders zijn. Jarenlange ervaring in de toeristen industrie heeft hem dit geleerd. In de avond rijden wij voor het eerst deze vakantie een camping op. Na drie weken zoeken naar geschikte plekjes heb ik hier geen energie meer voor. De camping waar we langs komen gereden nodigt dan ook erg uit om af te slaan.
Terwijl ik bij de auto wacht, handelt Ans de formaliteiten bij het kantoortje af. Ik hoor achter mij een vader aan zijn dochter uitleggen hoe onze camperunit kan worden gescheiden van onze pick-up. Ze lopen verder, en de 2 kleine dochtertjes blijven de camper bekijken. Had ik dat trouwens al verteld. We zijn hier in Schotland bijna een toeristische attractie geworden. Verschillende keren gebeurde het wanneer wij de camper geparkeerd hadden dat mensen naar ons toe kwamen en wilde weten hoe onze combinatie van Pick-up met camper werkte. Als wij na een wandeling terug kwamen bij de camper stonden er vaak mannen (bijna altijd mannen) vol bewondering aan elkaar te vertellen hoe alles werkte. Gisteren kwam een man met ons praten over hoe geweldig hij de combinatie vond, en of het goed was dat hij de "misses" er even bij mocht halen om het te laten zien, en alsof dat nog niet genoeg was, zag ik vanmorgen iemand die onze camper fotografeerde.
Maar goed, morgen gaan we dus naar Hull, en zaterdagmorgen staan we dan weer in Rotterdam. Het einde van de vakantie is dus duidelijk in zicht. Al met al is het een fijne vakantie geweest.