Luxe vakantie in Marrakech
Marrakech: de stad van 1001-nacht, magisch, chaotisch... Slechts 3 woorden die deze bijzondere...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Marrakech
(Marokko)
Periode: maart 2012
Vervoer: Vliegtuig
Accommodatie: Hotel
Organisatie: SRC-Cultuurvakanties
‘Djemaa el-Fna’ is het centrale plein van Marrakech, waar alle stegen uit de medina samenkomen. De naam staat voor ‘plein van de doden’ en herinnert aan terechtstellingen tijdens de late middeleeuwen, toen het een militaire paradeplaats was. Eeuwenoude minaretten vormen uitroeptekens bij de moskee en de markt. Slangenbezweerders en verhalenvertellers proberen de aandacht van passanten en bezoekers te trekken. Overdag banen brommers zich een weg door de mensenmassa. Bij het scheiden van de markt vindt er een drastische metamorfose plaats. De marktkramen gaan aan de kant, om plaats te maken voor een ‘pantoffelparade’ van slenterende stelletjes. In de namiddag zijn de terrassen niet langer het domein van theedrinkende mannen. Verleiden en versieren voeren vanaf nu de boventoon. Jongeren en kinderen nemen tegen zonsondergang het plein over. Toeristen zijn onderdeel van het schouwspel, terwijl ze hun ogen uitkijken. Bedelaars weten feilloos waar de meeste fooi valt te halen en komen als bijen op de honing af.
In maart 2012 breng ik een bezoek aan de Marokkaanse koningsstad Marrakech. De binnenstad, die medina wordt genoemd, bestaat uit een doolhof van stegen vol kleine winkeltjes (soeks) en een groot plein, omgeven door muren met poorten. Verkennen van de medina is als proeven van exotische gerechten. De versierde minaretten en stadspoorten zijn wereldberoemd en de dagelijkse metamorfose van de openbare ruimte maakt Djemaa el-Fna tot een bezienswaardigheid. Je hoeft geen kenner te zijn om van deze pantoffelparade te genieten.
Heersers over de Maghreb waren in het verleden weinig honkvast. Nomadenstammen kozen telkens nieuwe machtcentra en verhuisden hun hofhouding voortdurend. Vanaf de late Middeleeuwen lieten sultans en koningen vaak een oog op Marrakech vallen. Overwinnaars plunderden paleizen van voorgangers en maakten er steengroeven van. Een viertal Marokkaanse koningssteden is het resultaat. Marrakech werd als residentie afgewisseld met Fes, Meknes en Rabat, de huidige hoofdstad van Marokko.
Imposante stadsmuren en -poorten moesten indruk maken en klaplopers buitensluiten. Elke dynastie bouwde paleizen en moskeeën om te pronken met macht en rijkdom. De Koutoubia-toren staat sinds de 12e eeuw aan de rand van het plein en vormt het belangrijkste baken van de stad. Door de UNESCO is de medina van Marrakech aan de lijst van Werelderfgoederen toegevoegd, net zoals de Amsterdamse grachten binnen de Singelgracht. Vanaf de Koutoubia-toren worden gelovigen opgeroepen tot het vrijdagmiddaggebed. Eerst vriendelijk en vervolgens steeds dwingender. Wanneer er wordt gebeden mogen bezoekers de moskee niet betreden. Reinigen van lichaam en geest is een zaak van ingewijden. Ik beschouw het ritueel van buitenaf en neem plaats achter de moskee, waar de citrusbomen bloeien. Eerst verschijnen er bedelaars, op zoek naar een plaats dicht bij de moskee. Daar zijn de gelovigen het meest vrijgevig. Dan druppelen de wandelende mannen binnen. Straatventers komen langs met zoete koek. Te elfder ure parkeren mannen hun brommers om gejaagd aan te schuiven bij het gebed. Vrouwen zijn in de minderheid en houden zich afzijdig. Na een half uur verspreiden ze zich weer één voor één.
Wanneer ik door een smal steegje van de medina wandel, nadert er een dame die van haren tot hielen is gehuld in lange gewaden en sluiers. De spleet voor de ogen is niet meer dan een centimeter en de steeg nog geen meter breed. Op het moment dat de vrouw passeert, schieten haar ogen plotseling vuur, gaat haar hand dreigend omhoog en klinkt er vanachter de sluier een oerkreet. Met het schaamrood op de kaken verberg ik mijn camera. Het gevaar lijkt geweken, de sluier valt in een plooi en de vrouw vervolgt haar weg. In enkele lijnen en vlakken probeer ik de situatie te schetsen, die veel weg heeft van een bliksemschicht.
De binnenstad is een dusdanig doolhof dat ik er de weg kwijtraak. De ingehuurde gids is geboren en getogen in de medina. Hij kent de stegen als zijn broekzak en leidt me met vaste hand langs volle soeks. Duizenden steegjes telt de medina, vaak doodlopend. De uitgestalde koopwaar en opdringerige handelaren en brommers eisen de aandacht op. Elk overzicht ontbreekt en een aanhoudend bombardement van prikkels legt mijn zintuigen lam. Dat staat garant voor bizarre momenten en vreemde ontmoetingen. Bewoners van de medina kennen de weg, weten wat er te koop is en bewegen zich met ferme pas door de mensenmassa. In smalle steegjes is de lichaamsruimte net zo beperkt als in een lift. Elkaar aanraken is taboe. Opgeschoten jongetjes, straatventers en bedelaars negeren deze ongeschreven regel en halen strapatsen uit op jacht naar fooi: lopen op de handen, als gekko’s tussen de muren klimmen en vastklampen aan armen of schouders.
Ik zoek door het oog van de camera naar schilderachtige situaties, zonder te beseffen wat ik daarmee aanricht. Wanneer ik de vrouw vooraf om toestemming had gevraagd en achteraf een fooi had gegeven, was het gekrijs waarschijnlijk achterwege gebleven. Bij fundamentele bezwaren helpt dat niet. Terwijl ik inzoom op de paleispoort van ‘Dar el Makhzen’ komt de poortwachter van het koninklijk paleis op me af. Ik toon hem de gemaakte foto. Hij herkent zijn pet, sist iets over ‘sécurité’, grist de camera uit mijn hand en neemt de geheugenkaart in beslag. Wanneer mensen op straat weigeren om te poseren, heb ik daar alle begrip voor. Dat is niet het geval bij de poortwachter. Hij staat voor een bezienswaardigheid, waar weinig valt te zien of te beleven, bewaakt een toeristenval en steelt vakantiekiekjes.
Deze voorvallen maken duidelijk hoe de macht in de Marokkaanse stad is verdeeld. In de medina wemelt het van sluiers, uniformen en handelaren. Terrassen zijn overdag het exclusieve domein van mannen. Iedere moskee en soek markeert het territorium met geuren en geluiden die bij de aangeboden goederen en diensten horen. Wanneer er vanaf de minaret een oproep tot gebed klinkt, knielen gelovigen op straat in de richting van Mekka. Soeks breiden de sfeer van de winkel en de werkplaats uit tot in de openbare ruimte, door uitstalling van koopwaar en gereedschap. De koperslager klopt en vijlt, de bakker kneedt het deeg en de slager is aan het uitbenen. Volgens een Marokkaans spreekwoord zijn kinderen hun leven lang op zoek naar de keuken van hun ouders, inclusief de bijbehorende geuren. Daar wordt dankbaar gebruik van gemaakt. Marktkooplui en winkeliers planten geurvlaggen in de openbare ruimte. Vluchtige etherische oliën van bloemen, vruchten, zaden en specerijen zijn onweerstaanbaar en sporen aan tot kopen, eten en drinken.
In de medina behoren brommers tot de meest voorkomende middellen van vervoer. Terwijl achterop bagage ligt opgestapeld, bellen bestuurders met één hand de bestelling door, om met de andere gas te geven en te manoeuvreren. Tot mijn verbazing gebeuren er weinig ongelukken. Blijkbaar zijn de inwoners eraan gewend om elkaar te ontwijken. In het mengelmoes van exotische geuren en de kakofonie van stadsgeluiden moet ik telkens opnieuw focussen. Uitlaatgassen van brommers verdringen het parfum van oranjebloesem. Om te voorkomen dat handelaren en bedelaars zich aan me vastklampen, vermijd ik elk oogcontact. Straatventers storten zich vol overgave op de hongerige ogen van souvenirjagers.
Het samenspel van monumenten en evenementen maakt de medina uniek. Geen schouwspel zonder artiesten en toeschouwers, ook al lopen de rollen in de pantoffelparade door elkaar. Handelaren leggen met hun koopwaar beslag op de openbare ruimte en bedelaars mogen in de marge de hand ophouden. Bezoekers en toeristen zijn op zoek naar een plaats in het schouwspel op het plein, in de steeg. De stad is er klaar voor. Nu de bedelaars en de brommers nog.
Geschreven en getekend door J. Meeus